Reden genoeg om ze te mijden. Kansen om ze te zien.
Ik sla de laatste pagina dicht van het zeer lezenswaardige boek De Houtsnip van Erwin Kompanje. Opnieuw een juweeltje uit de serie vogelboeken van Atlas contact. Met het boek op schoot gaan mijn gedachten terug naar een wrange passage uit het boek. In Nederland brengen we 250.000 kippen per dág om het leven. Doden onze huiskatten ondanks goedgevulde voerbakjes zo’n achttien miljoen vogels per jaar. Rijden we met onze auto’s in Europa bijna tweehonderd miljoen vogels dood.
Slachtoffers
Tot slot, en daar komt de houtsnip om de hoek kijken, vliegen honderdduizenden vogels zich dood tegen onze gebouwen. Gebouwen waarbij weinig rekening wordt gehouden of ze ecologisch wel in het landschap passen. Onder die vogels zijn gedurende de najaarstrek duizenden houtsnippen. Houtsnippen die enkele honderden kilometers zuidelijker massaal worden geschoten (lees een miljoen per jaar) door jagers die prima terecht kunnen in de goed gevulde (groente)schappen van de Carrefour.
Onzichtbaar bestaan
Ik prijs me gelukkig dat geen houtsnip dit ooit zal lezen. Het is reden genoeg om die ene soort die dit veroorzaakt te mijden. Maar misschien zijn houtsnippen zich wel bewust van deze cijfers. Misschien brengen ze daarom een groot deel van hun leven door in bossen waar ze nauwelijks waarneembaar zijn. Hun onzichtbare bestaan wordt geholpen door de camouflage die hun schitterende en uiterst effectieve verenkleed biedt.
Als je de houtsnip ziet
Een houtsnip laat zich zelden zien. Als iets of iemand nadert, houdt hij zich stil en vertrouwt op zijn schutkleuren. De enige keer dat ik houtsnippen voor de lens kreeg was in de winter van 2021. Toen werden we in Nederland plots overvallen door een strenge kou en een dik pakket stuifsneeuw. Houtsnippen moesten iedere minuut benutten om aan voedsel te komen. Stil wachten op een veiliger moment om naar voedsel te zoeken, zou leiden tot een trieste hongerdood. De zeldzame andere keren dat ik een houtsnip zag ging het om raamslachtoffers die verfomfaaid voor een gevel lagen. De grote bruine ogen kapot, de uiterst gevoelige snavel gebroken. Nooit heb ik de illustere kortsnavelhoutsnip gezien waarnaar Erwin Kompanje in het boek, in het veld en in natuurcollecties naar op zoek is.
Onverstoorbaar?
Houtsnippen zijn schuw en doen er in hun leven alles aan om de mens en hun activiteiten te ontlopen. Er zijn echter soorten die geen enkele angst voor mensen lijken te hebben. Ik schrijf bewust lijken. Omdat ik ooit op mijn buik bij een smelleken-vrouwtje lag op de Maasvlakte. Het feit dat zij de tientallen fotografen negeerde die om haar heen lagen, was denk ik vooral omdat ze de energie niet kon opbrengen om steeds bij hen weg te vliegen. Er zijn soorten, met name in deze tijd van het jaar, die onverstoorbaar doorgaan met het zoeken naar voedsel. Daarmee geven ze fotografen de kans om soms zelfs met hun telefoon beeldvullende opnamen maken. Zo trof ik ooit een sneeuwgors aan op het pad in het natuurgebied Lentevreugd.
Sneeuwgors
Sneeuwgorzen zijn vogels uit het hoge noorden die in hun leven alleen mensen tegenkomen als zij de winter doorbrengen in onze contreien. Met name langs de kust, waar de stranden dan verlaten zijn door de badgasten, scharrelen ze hun winterkost bij elkaar. Op mooie winterdagen zoek ik ze dan graag op. Hopend op die ene vogel die nog minder schuw is en zich langdurig laat bekijken. Mij de gelegenheid biedend om die ene sprekende foto te maken van deze wintergast. De sneeuwgors op Lentevreugd had ik eerst met mijn telelens gefotografeerd. Het viel me echter op dat het dier nauwelijks opzij ging als er wandelaars passeerden. Met mijn standaardlens kwam ik dichterbij. Terwijl ik op het pad zat liep de vogel zelfs zo dicht langs me dat ik met uitgestrekte arm met mijn telefoon een foto kon maken.
Morinelplevier
Een andere soort die zich, vaak op doortrek, soms goed laat bekijken is de morinelplevier. Ook daar is het vaak geluk hebben dat je een enkeling of groepje treft dat zich niet laat verstoren door een telelens. Morinelplevieren groeien op op de vlakke toendra’s van Noord-Europa. Plekken die ze delen met sneeuwuilen en lemmingen en vooral veel, heel veel insecten. Pas op trek belanden ze in de drukke mensenwereld. En zolang ze niet direct benaderd worden en mensen ze schijnbaar negeren, staan ze de aanwezigheid van die vreemde tweepoters in hun nabijheid vaak toe. Overigens is voorspelbaar gedrag sowieso de beste manier om dieren te benaderen. Van het pad afstappen is daarbij echt een beginnersfout. Onmiddellijk doorbreek je de veilige voorspelbaarheid die andere bezoekers van een natuurgebied de dieren heeft geleerd. Met als gevolg stress bij het dier en vervolgens er vandoor gaan of bevriezen tot het vluchten kan.
Strandleeuwerik
Er is een droomsoort die in dit rijtje thuishoort; de strandleeuwerik. Ieder winter hoop ik er een paar op de vastelandskust van Zuid-Holland te treffen. Liefst natuurlijk met fotogeniek weer. De vogels vinden is met de hulp van waarneming.nl niet zo lastig. Echter keer op keer speelt het Hollandse winterweer mij parten.
Het hele jaar werken natuurmensen, goede boerenburen en boswachters aan het vitaal houden van ons landschap. Met al die slachtoffers van onze menselijke activiteiten is het de afgelopen decennia angstvallig stil aan het worden in ons landschap. Zoals Ben Koks schijft in het boekje Vogels wijzen ons de weg: “Wat als de stilte in ons landschap ons niet opvalt, de stilte als omdat de kanaries (grutto’s, kieviten en veldleeuwiken) in onze kolenmijn steeds meer zwijgen.” In de winter is het wat rustiger en ga ik op zoek naar die ene leeuwerik met zijn gele borst en duivelshoorntjes. Misschien tref ik hem dit jaar wel in mijn eigen werkgebied: Nationaal Park Hollandse Duinen.
Deze column verscheen eerder op natuurfotografie.nl
geef een reactie