Één, twee, drie, vier, ree en een dam
Eén keer per jaar worden in het duingebied en de achterliggende polders van Scheveningen tot het Noordzee kanaal reeën en damherten geteld. Langs 99 routes wordt door 300 tellers in de avond en ochtendschemering uitgekeken naar de grootste zoogdieren die in Noord en Zuid-Holland voorkomen. Doel is het vaststellen van de ontwikkelingen in aantallen reeën en damherten. Deze gegevens vormen de onderbouwing van het faunabeheerplan die beide provincies opstellen.
Waarom nu?
Aan het eind van de winter is het aantal reeën en damherten op zijn laagst. Er zijn nog geen jonge dieren en in de winter zijn de zwakkere dieren gestorven. De winter is een harde tijd voor reeën en damherten. Voedsel is schaars. Dus zullen zij ieder moment benutten om voedsel te zoeken of energie te sparen. De kans om reeën en damherten in de schemering te zien is het grootst.
Wie tellen er?
In de Staatsbosbeheer gebieden tellen steeds 3 mensen per telroute. Een telgroepje op een telroute bestaat in principe uit een vaste boswachter, iemand van een wildbeheereenheid en iemand van een natuurvereniging. Zo wordt op een gewogen manier geteld en wordt discussie over getelde dieren achteraf ondervangen,
Hoe wordt er geteld?
De tellers rijden ieder jaar op vastgelegde tijden een vaste route. De tijd die nodig is voor de route wordt zoveel mogelijk gelijk gehouden. Eindtijden in de avonden en starttijden in de ochtend staan vast. Er wordt geteld op, achtereenvolgens, een avond een ochtend en een avond. Van ieder gezien dier vanaf de route en in het telgebied wordt aangeven welke soort, welk geslacht en of het geslachtsrijp is (kalf en/of spitser). Tevens wordt het waarnemingstijdstip genoteerd. Op een kaart wordt ook de waarnemingsplaats aangeven. Als details niet zichtbaar zijn wordt wel de soort vermeld en aangegeven dat geslacht en leeftijd onbekend zijn. In het hele telgebied wordt op dezelfde tijd en manier geteld.
Wat gebeurt er met de tellingen?
Als de definitieve resultaten vastgesteld zijn worden deze dioor de faunabeheereenheid gebruikt als een van de onderbouwingen voor hetprovinciale faunabeheerplan. Door jaren achtereen te tellen kunnen trends in aantallen en verspreiding van reeën en damherten worden vastgesteld. Tevens kan het minimaal aantal dieren in de gebieden op het moment van tellen worden vastgesteld. Niet te zeggen is hoeveel reeën en damherten er precies in de diverse gebieden op enig moment leven.
Want lang niet alle dieren worden geteld. Zo stond dit groepje damherten na de stoptijd buiten de telroute heerlijk te grazen.
In tegenstelling tot de reegeit die netjes langs de telroute en binnen. De gestelde tijd zich uitgebreid liet bekijken.
geef een reactie