Boswachter, wat doet u nu? Bosbeheer uitgelegd (3) – Kijken naar hout
Stapels stammen langs het pad, in ons mooie bos. Iedereen heeft ze wel eens gezien, maar waarom liggen die stapels daar? Hoe wordt bepaald welke bomen gezaagd mogen worden en welke blijven staan? Wordt er lukraak geoogst of zit er meer achter? En wie controleert of Staatsbosbeheer zorgvuldig werkt met respect voor flora en fauna? Mij is gevraagd of ik een serie blogs wil schrijven waarin ik alles beschrijf wat te maken heeft met houtoogst.
In dit blog vertel ik hoe wij kijken naar hout en leg ik ‘blessen’ uit.
‘Een foto zegt meer dan 1000 woorden’ is een uitspraak die iedereen kent. Ik wil hier graag aan toevoegen dat meer foto’s veel meer dan 1000 woorden zeggen. Ik ben namelijk aangekomen bij het moeilijkste deel uit de serie ‘Bosbeheer uitgelegd’. Moeilijk voor mij althans, want hoe leg je uit welke bomen het meest geschikt zijn voor houtproductie, of juist waardevol voor de natuur of recreant? Ik ga dan ook gebruik maken van foto’s! Bereid u in ieder geval voor op een ietwat langer blog dan de eerdere delen, het is nu eenmaal niet in drie korte alinea’s uit te leggen.
Wat is blessen?
In de vorige delen van deze serie blogs heb ik jullie verteld over het ontstaan van de bossen op de Veluwe, wat voor bomen er in onze bossen staan en hoe bomen groeien. In dit deel ga ik het hebben over ‘blessen’, dat is vakjargon voor het markeren van bomen. Deze bomen moeten bijvoorbeeld geveld worden om ruimte te geven aan andere bomen, of ze krijgen juist extra aandacht de komende jaren om ze beter te laten groeien.
De boom markeren
Tegenwoordig markeren we de bomen met gekleurde verf. Een rode of oranje stip betekent ruimte maken voor andere bomen (de R(ood) of (o)R(anje) van Ruimte geven), een blauwe stip betekent dat de boom meer aandacht of ruimte krijgt de komende jaren (de B(lauw) van Blijven). Voordat dit gedaan werd met biologisch afbreekbare verf, werden de bomen die geveld moesten worden gemarkeerd met het zogeheten ‘blesmes’. Een metalen ring op een handvat. Deze ring trekt een stuk schors van de boom af. Het onderliggende hout vormt dan een contrast met de rest van de stam. Bij naaldhout liep er ook wat hars uit deze markering. Als deze hars uitdroogde leek de markering erg op de bles van een paard, vandaar de naam blessen.
Onlangs was mijn collega Martijn Harms te zien in het tv-programma BinnensteBuiten van KRO-NCRV, en hij toont daarin ook het ouderwetse blessen met een blesmes. Dit kun je hier bekijken.
Wie gaat en wie blijft?
Dat is nu wel duidelijk Eric, maar hoe bepaal je nu welke bomen er geveld mogen worden, en in welke delen van het bos?
De boswachterijen van Staatsbosbeheer op de Veluwe zijn allemaal verdeeld in vier ongeveer even grote werkblokken. Ieder jaar wordt er in één blok gewerkt. Eerst lopen we alle bosvakken door en kijken of er ingrepen nodig zijn. Bosvakken werden vroeger aangeplant met ongeveer 4000 bomen per hectare. De eerste pakweg 30 jaar laten we de bomen dicht op elkaar staan, zodat de bomen zo recht mogelijk naar boven toe groeien.
Over dikke en dunnen
Er bestaat een gezegde dat luidt; ‘Van dik hout zaagt men planken’. Ik wil dat bij deze graag omdopen in ‘Van recht hout zaagt men planken’, want uit een kromme boom haal je geen rechte plank.
Zodra de snelste hoogtegroei geweest is, wordt het tijd om de bomen meer ruimte te geven, zodat ze in de dikte kunnen groeien. Dit noemen we dunnen. We zoeken de beste bomen uit en halen een concurrent weg. Dit zijn niet persé zieke of dode bomen, het zijn vaak gezonde bomen met minder kwaliteit dan de beste bomen die we graag snel dik zien worden.
Dunningscyclus
Bovengenoemde keuzes worden dus jaarlijks gemaakt, steeds in een ander werkblok.
Het jaar erop is het volgende blok aan de beurt en zo is na vier jaar de hele boswachterij aan de beurt geweest en begint de cirkel opnieuw. In de drie jaren tussen de werkzaamheden in een bosvak groeien de bomen die ruimte hebben gekregen deze ruimte weer dicht en zijn de bomen groter en dikker geworden. Tijd om deze opnieuw te beoordelen.
Natuurlijke verjonging
Na 60-120 jaar, afhankelijk van de boomsoort en groeiplaats, zijn er nog 80-120 bomen over van de eerder geplante 4000 bomen. Deze bomen zijn mooi dik gegroeid en het wordt tijd om een groot deel van deze bomen te vellen. Dit dikke hout levert de beste kwaliteit op voor zwaarder bouwhout, zoals dakconstructies en grote balken. Per bosvak laten we tien tot vijftien bomen staan en bewerken we de grond zodat het zaad van de overgebleven bomen makkelijk kan kiemen. Dit noemen we natuurlijke verjonging. Als de natuurlijke verjonging niet of nauwelijks opkomt planten we weer 4000 nieuwe bomen.
In het volgende deel neem ik jullie mee naar het meest spectaculaire deel van bosbeheer, de houtoogst.
Boswachter Eric Bruins
Dit blog maakt deel uit van een serie:
1: Het ontstaan van de huidige Veluwse bossen
2: Over de bomen in het bos
3: Kijken naar hout
4: Houtoogst
5: Bescherming van de bosbewoners
6: Het bos van de toekomst
geef een reactie
Louis
Beste Eric, zou (donker)groen niet beter zijn, dan het, voor een boom, onnatuurlijke blauw?
Boswachter Eric Bruins
Donkergroen zou inderdaad minder opvallen. Maar daarin schuilt ook meteen het lastige, de markering moet wel zichtbaar zijn om goed te kunnen werken.