Een donkerbruin tot donkerblauw paar vleugels klapt open richting zon, om op te warmen. Als je je verplaatst verandert de donkere kleur naar glinsterend paarsblauw en andere kleurflarden sprankelen je tegemoet. Iriserende werking noemt men dat. Zodra ik het zonlicht blokkeer klappen de vleugels dicht. Prachtige licht blauwgrijze kleur met lichte rand, oranje oog en een klein staartje zijn dan zichtbaar. Het is vroeg in de ochtend en de eikenpages komen uit hun hoge schuilplaatsen naar de grond.

Eikenpages behoren tot de familie Lycaenidae (blauwtjes,kleine pages en vuurvlinders) en zijn afhankelijk van grote eiken op een zonnige standplaats voor hun overleving. In Utrecht zijn oa. verschillende fortterreinen geschikt leefgebied.

Goede timing

De vlinders leggen hun eitjes op de twijgen van de boom, vlakbij een knop. Ze doen dit voor de winter. Het vrouwtje kiest een plek die zowel zonnig als windbeschut ligt voor het eitje om te overwinteren. Veelal is dit de zuidzijde van de boom. Elk eitje word afzonderlijk of soms per 2 bij elkaar gelegd. Na 3 weken is het larfje al volledig ontwikkeld, maar wacht met uitkomen tot het voorjaar.

Dit vergt een goede timing want de rupsen moeten uit het eitje kruipen zodra de knoppen gaan uitlopen. De zachte binnenkant van de knoppen vormen een belangrijke eerste start voor de groei. De rups eet eerst een deel van de eischaal op en graaft zich dan direct een weg in een knop waarbinnen het zich volledig vol eet. Dan komen ze uit de knop tevoorschijn voor de 1^e vervelling. Ze maken dan een spinsel waarin ze zich overdag verschuilen. Ze eten dan vooral ‘s nachts. Ze groeien snel en vervellen dan nog 2 keer tot ze volgroeid zijn. Naarmate de rupsen ouder worden eten ze ook ouder blad. Als de rups volgroeid is zoekt deze een plek om zich te verpoppen. Dit kan tussen het schors zijn van de stam, maar veelal gebeurt dit op de grond tussen het strooisel of in een mierennest. Na 4 weken komt de vlinder tevoorschijn.

Zoetekauwen

Als vlinder leven ze het grootste gedeelte van hun leven boven in de bomen, waar ze zich kunnen voeden met honingdauw. Als het te warm word of heeft geregend en de zoete honingdauw grotendeels is weggespoeld komen ze omlaag om dauw te drinken of om een nectarplant te bezoeken. Vooral vuilboom, bramen, boerenwormkruid, brandnetel, liguster en distels dienen dan als nectarplant, al naar gelang het vóórkomen in de nabije omgeving van de bomen.

Meer informatie en vooral foto’s zie: http://www.ukbutterflies.co.uk/species.php?species=quercus, www.waarneming.nl en www.vlinderstichting.nl