Fort Ruigenhoek; toplocatie voor korstmossen!
In maart 2009 is Fort Ruigenhoek op korstmossen onderzocht. Het verschil in beheer, menselijk gebruik, bouwmaterialen (steen en beton) én de plek in het landschap maakt elk fort weer anders. De meeste groepschuilplaatsen en gewelven van dit fort zijn weelderig met korstmossen begroeid. Deze inventarisatie leverde maar liefst 99 soorten op! Dat is veel meer dan van enig ander fort, bunker of vesting bekend is. Een groot aandeel hebben algemene soorten op min of meer voedselrijk gesteente, vaak fraai grijs of oranje gekleurde korstmossen.
Op de zuidmuur van de gebouwen van Fort op de Ruigenhoekse Dijk valt het Oranje dooiermos al van verre op. Minder opvallend maar wel talrijk is Dun schaduwmos, een warmteminnende korst die van de klimaatverandering heeft geprofiteerd. Het vormt op Ruigenhoek apotheciën (voortplantingsorganen). Op meerdere plekken is het zeer zeldzame Bolletjes-geleimos (Collema fuscovirens) gevonden. Van deze Rode Lijst-soort zijn minder dan 20 plekken bekend in Nederland. Het groeit vooral op oude vestingwerken, onder meer in Naarden-Vesting, maar zelden zo uitbundig als op dit fort. Gespikkelde witkorst (Cliostomum griffithii) en Ruïnekorst (Clauzadea monticola) hebben hun hoofdverspreiding langs de kust en groeien een enkele keer in het binnenland. Opmerkelijk algemeen is Haarschubje (Agonimia tristicula). Normaal gesproken is dit een weinig opvallende soort van kalkhoudende bodems. Op verschillende beschutte groepschuilplaatsmuren kwam het massaal voor tussen en op bladmossen, plaatselijk samen met de ook al niet algemene Mosvreter (Myxobilimbia sabuletorum). De meest onverwachte soort was misschien wel de Duinknoopjeskorst (Bacidia bagliettoana), een Rode Lijst-soort die vooral op de grond in de stuivende duinen voorkomt.
Korstmossen zijn het resultaat van een ‘samenleving’ van een alg en een schimmel. De alg voedt de schimmel met organische stoffen die ze met behulp van bladgroen maakt. De schimmel heeft geen bladgroen en verzorgt het vlechtwerk van schimmeldraden waarbinnen de alg leeft. Maar de schimmel doet meer. Ook de geslachtelijke voortplanting is uitsluitend een zaak van de schimmel.
Aan speciale vruchtlichamen worden zakvormige orgaantjes gevormd waarin zich sporen ontwikkelen die bij rijpheid het luchtruim kiezen in de hoop een alg te ontmoeten om mee samen te wonen. Die sporen zijn met het blote oog niet te zien, ook de voortplantingsorganen onttrekken zich doorgaans aan waarneming. De alg doet wél mee aan de ongeslachtelijke voortplanting. Stukjes door schimmeldraden bijeengehouden algcellen kunnen afbreken en door de wind worden getransporteerd om op een geschikte plaats tot een nieuw exemplaar uit te groeien. Het succes van de kolonisatie hangt sterk af van de kwaliteit van het milieu. Sommige soorten zijn niet kritisch (en dus op veel plaatsen te vinden), andere soorten zijn zeer kritisch wat hun directe omgeving betreft. Deze specialisten zijn vaak zeldzaam en ontwikkelen zich alleen als de omstandigheden meewerken. Als kritische ‘graadmeters’ hebben ze een uitzonderlijk hoge natuurwaarde.
Wat korstmossen betreft is Fort Ruigenhoek dus een toplocatie!
geef een reactie
Geert
Deze mossen hebben de opknapbeurt van het fort in 2016 niet overleefd. Net als de mossen kan ook deze pagina verwijderd worden.
keesdekok01
Boeiend verhaal!
Dirk de Groot
Een mooi informatief stukje over een wat minder bekend aspect van het fort. Bedankt