Brieven van de houtvester aan den boschwachter op Texel
Nu worden brieven digitaal in archieven opgeborgen, aan het begin van de vorige eeuw was het brievenboek de manier om afschriften van brieven te kunnen bewaren. Van een geschreven brief bleef in het boek een kopie achter. De brieven boeken van de houtvester te Haarlem over de periode 1911 tot 1922 zijn bewaard gebleven en geven inzicht in het functioneren van Staatsbosbeheer in die periode. Uiteraard bevatten ze maar één kant van de correspondentie. Daar uit blijkt onder andere dat de directie zich tot op detailniveau met het werk in de terreinen bemoeide. Zo kreeg den boschwachter te Westermient op 31 december 1917 een brief met de opmerking staten met opbrengst van geproduceerde producten rekenfouten zaten in de regels over groene erwten en koolrapen.
22 april 1918 Aan den boschwachter (v.d. Craats) te Westermient: “Mijn plan is a.s. vrijdagmorgen bij u te komen. Gaarne zou ik bij deze gelegenheid ook eens met u overleggen over het al of niet wenselijke van de invoering vaneen categorie los-vaste arbeiders in het reglement. Wat zou daaronder verstaan moeten worden en welke voordelen zouden aan deze moeten worden toegekend (ziekte, slecht weer, verlof enz)?”
16 mei 1918 Aan den boschwachter te De Koog (Epe): “Aangezien ik ook De Muy wilde bezoeken, verzoek ik u Stark nog eens goed naar nesten te laten uitzien en ook het bootje voor mogelijk gebruik te laten opknappen.”
2 oct 1918 Aan den boschwachter te Westermient: “Herhaaldelijk heb ik ook al willen spreken over de sintels van de boot. Deze worden over boord gegooid. Zou het niets iets voor ons zijn om die te gebruiken op de wegen of fietspaden. Ik weet niet of het mogelijk is ze te Oude Schild verzameld worden.”
6 october 1919 Aan den boschwachter te Westermient: “Toevallig vernam ik laatst, dat in de buurt van de P.H. polder nog steeds het bord staat met het hinderlijke opschrift “dat andere maatregelen zullen worden genomen”. Gaarne zie ik, dat ge den eigenaar mededeelt, dat hij geen recht heeft dergelijke afkondigingen namens het Staatsbosbeheer te doen en hem verzoekt het opschrift te wijzigen of het bord te verwijderen.”
20 mei 1920 Aanden boschwachter te Westermient: Ik had Drijver bericht dat tegen het rondleiden geen bezwaar bestaat, doch dat ik met u en Epe daaromtrent hoopte te overleggen. Ge kunt natuurlijk door Boon doen het geen gij zelf aanwijst. Is de vorige keer Boon ook niet mee geweest? De leiding in de boswachterij Westermient berust geheel bij u en ge kunt Boon zo nodig daarbij gebruiken. Mocht het nodig zijn voor het rondleiden der gezelschappen wees dan zo goed met Epe te overleggen, opdat de zaak voorzover het ons aangaat , tenminste goed geregeld is”
15 september 1922: “Het komt mij voor dat het zeer moeilijk is thans nog te bepalen dat handzeisen tot het gereedschap behoren waarmede een arbeider moet voorzien zijn.” Tot nu toe wordt er altijd gesproken over een schop en een hakmes, met de bepaling dat daar geen vergoeding voor wordt gegeven. “Op Texel en te Schoorl zijn van ouds her de zeisen altijd van den Staat verstrekt.”
Foto’s archief Staatsbosbeheer 1920
Boswachter Erik van der Spek
geef een reactie