Grote of gewone wederik, op Texel niet zo gewoon en de gewone slobkousbij nog minder
Texel is anders, kan op vele manieren aan de orde zijn. Voor de grote of gewone wederik geldt juist dat deze soort op Texel niet gewoon is. Het aantal groeiplaatsen is veel kleiner dan je zou verwachten van deze soort die om groeiplaatsen vraagt die vochtige, matig voedselrijke en of rijk aan organische stof zijn. Uit geslacht wederik, onderdeel van de sleutelbloemfamilie, komt ook het penningkruid op Texel voor, evenals verwilderd uit tuinen de puntwederik.
Grote wederik
Dit is een hoge rechtopstaande plant die behoorlijk behaard is. Ze bloeien op Texel in juli-augustus. Grote wederik verspreid zich na vestiging via worteluitlopers, die ook van uit de oever in het water kunnen zweven. De bladeren staan niet in een vast patroon aan de stengel, zelfs aan een plant kan dit gevarieerd zijn. Het blad lijkt wat op dat van een wilg, wederik kan dan ook vertaald worden als wilgenplant. Het blad heeft een spitse top, een gladde rand en een korte steel. De bloemen staan in een pluim die breed-kegelvormig is. De helder gele kroonbladeren hebben meestal aan de voet een roodbruine ‘bloedvlek’. Om die reden dacht men vroeg waarschijnlijk dat wederik als medicijn tegen bloedspuwing gebruikt kon worden. De helmdraden zijn tot halverwege vergroeid en hebben oliekliertjes.
Gevarieerde groeiplaatsen
De bodem waarop grote wederik groeit, bestaat meestal uit zand, leem of laagveen. In oevers staat grote wederik lager naar mate het water minder voedselrijk is. Ook in duinvalleien die een groot deel van het jaar onderwater staan kan het zich thuis voelen. Grote wederik kan zich ook goed handhaven in ruigte zones met bramen. Maar ook in niet of weinig bemest nat grasland kan het voorkomen. De enkele groeiplaatsen op Texel passen goed in het beeld. Het Grote Vlak in de Bollekamer is een natte duinvallei die een groot deel van het jaar onder waterstaat. Het hooiland bij de Korverskooi waarin het voorkomt wordt niet bemest en is vochtig. Langs de Randweg groeit grote wederik tussen de bramen en langs de Jan Ayeweg in de oever van een sloot.
Slobkousbij
Op de twee eerste plaatsen komt op Texel ook de gewone slobkousbij voor. Al lang is bekend dat deze soort graag voedsel zoekt geel bloeiende wederiken, maar waar die voorkeur vandaan komt is pas sinds 1975 bekend. Vrouwelijke slobkousbijen verzamelen niet alleen stuifmeel, maar ook de olie van de wederik, die gemengd voedsel worden voor hun larven. De voorste vier poten hebben zuigkussentjes aan de binnenkant. Tijdens het olie zuigen komt er stuifmeel op het borststuk. Tijdens het vliegen worden stuifmeel en olie overgebracht op de slobkousen aan de achterpoten. Tijdens het voedsel zoeken worden de achterpoten omhoog gehouden om niets van de voorraad te verliezen. De mannetjes zwerven ronde de bloem op zoek naar vrouwtjes, ze hebben een opvallend geel masker. Voor nectar moeten de slobkousbijen andere soorten dan wederik bezoeken. Ze nestelen vrij ondiep (10cm) in de grond. De bonte viltbij die als koekoeksbij optreedt, is van Texel niet bekend.
Boswachter Erik van der Spek
geef een reactie