Vegetatieontwikkeling in De Duinen van Texel, analyse ondersteund keuzes beheer
Om de ontwikkeling van de plantengroei in De Duinen van Texel te volgen, laat Staatsbosbeheer ongeveer eens in de tien jaar een vegetatiekartering uitvoeren. Door de verschillende karteringen met elkaar te vergelijken kan bekeken worden hoe het met de plantengroei gaat. Uiteraard hebben we daar, door onze dagelijkse aanwezigheid in de duinen, ook een beeld van. Maar soms gaan veranderingen zo langzaam dat ze beter opvallen wanneer je de situatie met tussenpozen bekijkt. Er is nu net een rapport verschenen van het OBN (Overlevingsplan Bos en Natuur) deskundigenteam Duin- en Kustlandschap.
Zij hebben op de Waddeneilanden gekeken hoe het met duinhabitats gaat die gevoelig zijn voor stikstofneerslag. Daarbij is ook naar twee gedeelten van De Duinen van Texel gekeken, waarmee we voor deze gebieden over een extra beoordeling van de ontwikkeling beschikken.
Geul en Bollekamer
De duinen ten oosten van Grote Vlak en Pompevlak zijn beoordeeld, waarbij de karteringen van 1998 en 2006 met elkaar zijn vergeleken. Dus van net na de invoering van de begrazing met Schotse Hooglanders (1995) en Exmoor pony’s (1997) tot het moment dat de begrazing de achterstand in beheer heeft weggewerkt. Volgens het rapport is binnen de valleivegetaties de oppervlakte kalkrijke duinvalleien met knopbies en oeverkruid toegenomen, vooral de variant met waterpunge en stijve moerasweegbree. De oppervlakte zure valleien is afgenomen, vooral van moerasvegetaties. Het areaal goed tot matig ontwikkelde duinvalleien is toegenomen door plagwerkzaamheden en het hydrologisch herstel, waardoor van voedselrijke, vergraste of met struweel dichtgegroeide valleien de successie is teruggezet. De
oppervlakte struikhei is wezenlijk toegenomen en de oppervlakte duingrasland is iets afgenomen door de
toename van duinheide. De kwaliteit is sterk toegenomen door de afname van de oppervlakte die als slecht ontwikkeld is beoordeeld. De begrazing wordt als belangrijkste oorzaak voor deze verbetering gezien. De toename van actieve stuifkuilen is nog te beperkt om aan deze positieve ontwikkeling bij te dragen.
Eierlandse Duinen
Ook de Eierlandse Duinen zijn bekeken. De kwaliteit van het kleine oppervlakte duinvalleien is toegenomen, het uitgraven van de Mandenvalleien heeft deze ontwikkeling mogelijk gemaakt. De hele kleine oppervlakte duinheide is iets afgenomen. Bij de duingraslanden neemt de oppervlakte die kalkrijk is iets toe en van de kalkarme duingraslanden neemt vooral de kwaliteit toe. Dit komt
vermoedelijk door een toenemende overstuiving vanuit de zeereep. Wel is de oppervlakte struweel en bossen met ongeveer 3ha verder toegenomen tot 50ha.
Groenknolorchis op De Hors
De onderzoekers analyseerden ook onderzoeksgegevens over de groenknolorchis op De Hors. De bodem omstandigheden, weinig kalk of kalkrijke kwel, zijn hier zo dat de groenknolorchis het op een standplaats maar ongeveer 15 jaar volhoudt. Wanneer de standplaats beheerd wordt kan die langer dan 20 jaar geschikt blijven. Zolang de duinvorming op De Hors kan doorgaan kunnen er wel steeds nieuwe geschikte standplaatsen ontstaan. Van de Kroonspolders op Vlieland is bekend dat waar door een sterke aanvoer van kalkrijk grondwater de Ph beneden de 6 blijft groenknolorchis zich al bijna 100 jaar weet te handhaven.
Wat betekent dit voor het beheer?
Dit rapport ondersteunt ons inzicht dat in De Geul en Bollekamer het herstelbeheer door begrazing over kan gaan in gewoon beheer. De begrazing kan nu nog extensiever, dit gaan we realiseren door het aantal Hooglanders van 50 terug te brengen naar 30. Deze gaan één kudde vormen die in de even jaren in De Geul en in de oneven jaren in de Bollekamer grazen. Om bosvorming tegen te gaan blijven er permanent Exmoors grazen. De toenemende bosvorming in de Eierlandse Duinen ondersteunt onze beslissing om hier runderbegrazing te willen realiseren. De komende jaren gaan we dit geleidelijk
realiseren.
Boswachter Erik van der Spek
Bron: Everts F.H, etal, 2013, Vegetatie-trend van N-depositie gevoelige duinhabitats op de Waddeneilanden rapport nr. 2013/OBN180-DK
geef een reactie