www.boswachtersblog.nl/ Terschelling

Een weekje vogelwachter op de Boschplaat, deel 4

18 juli 2013 Boswachter Joeri Lamers in Terschelling

Net als de afgelopen twee jaar heeft vrijwillige vogelwachter Gert Jan Blankena een week doorgebracht op de vogelwachterspost bij het Amelandergat. Van iedere dag heeft hij een dagboek bijgehouden. Hierbij deel 4 van 7.

Maandag, 20 mei, tweede Pinksterdag.

In het holst van de nacht wakker geworden. Daar heb ik een enorme hekel aan. Waarom wordt ik nu wakker? Druk op de blaas? Nee, gekriebel. ’s Avonds had ik in een boek van Kees Moeliker (‘de Eendenman’) iets gelezen over het uitsterven van platjes. Schaamluizen dus. Heeft er een niet zo’n hygienische vogelwachter vóór ons in de keet gezeten? Of droom ik dit allemaal? Licht aan en zoeken dus. Mieren! Honderden mieren kruipen over de wand naar het plafond, waar ze vervolgens afvallen en in m’n bed terecht komen. M. is inmiddels ook wakker en heeft hetzelfde ontdekt. Kordaat begint ze een klopjacht en na een kwartier zijn alle mieren gemangeld. Straks toch maar het mierenlokdoosje plaatsen dat boswachter Joris heeft meegenomen.

De morgen begint om zes uur: nu wel degelijk druk op de blaas. De Pinksterduif zit te wachten op rijst.  De ochtend is weinig uitnodigend: met dichte  mist en een zwakke, koude wind uit het noorden. Gauw weer het bed in, de verloren uurtjes van vannacht inhalen. En: geen mier meer te bekennen!

Onder het (late) ontbijt komt er een slechtvalk vlak langs de keet, ondanks de mist is ze toch aan het jagen. Een kwartiertje later zien we een groep boerenzwaluwen oversteken naar Ameland terwijl ze net zo weinig kunnen zien dan wij! Hoe doen ze dat?

meeuwIn de meeuwenkolonie wordt gepaard dat het een lieve lust is. Het begint met snavelwippen, omhoog en weer naar beneden, bijna synchroon. Dan wordt er wat om elkaar heen gedraaid en dan begint er een onhandige copulatie. Een mannetjesmeeuw heeft een uitstulpbare eileider, maar om die nu op dat van het vrouwtje te krijgen valt niet mee: de staart zit in de weg! Een minutenlang gefladder is het gevolg. In de meeuwenkolonie naast de keet huizen  zo’n 300 kleine mantelmeeuwen en zilvermeeuwen. Altijd zie je wel ergens gefladder. Het is duidelijk mei.

Inmiddels is de mist aan het verdwijnen; het zicht neemt toe en zowaar schijnt de zon nog een kwartiertje. Omdat er vandaag geen bezoekers meer zullen komen is er geen toezicht op de KBP nodig. We maken een lange wandeling door de Cupidopolder (of wat daar van over is) en zien veel tapuiten. In de voormalige slenk vinden we stukken oud veen, soms met duidelijke resten van hout er in. Het zijn de stille getuigen van het grote veengebied waaruit de Waddenzee is ontstaan en dat Tacitus, een Romeins geschiedschrijver, nog heeft beschreven. Langs het strand vinden we de allerlaatste resten van wat ooit het Amelanderduin was: klei en plantenwortels. Het Amelanderduin is na jarenlange afslag uiteindelijk in 1990 in de zee verdwenen . Ik heb het nog gekend!

Op tijd terug voor de hoogwatertelling op de KBP: minimaal 230 grote sterns, ruim 600 eidereenden. Het tellen van de visdiefjes en noordse sterns is moeilijk vanaf deze afstand, zelfs met een telescoop. Ik probeer het nog wel maar het gaat regenen en niet zo’n beetje ook.

Tot onze stomme verbazing komen er om 4 uur nog drie wandelaars aan, nota bene vanaf de wadzijde. Die zijn in Oosterend begonnen, dat kan niet anders. Ze moeten dus nog uren lopen voordat ze in de bewoonde wereld zijn. En dat in de zeikregen. Maar we kunnen niets voor ze doen. Verkeerde planning!

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog