Boswachterscolumn: Vreemde snoeshanen
Frans Nieuwenhuizen was 42 jaar Boswachter bij staatbosbeheer in de Schoorlse Duinen. Sinds 2000 geniet hij van zijn welverdiende pensioen en is hij columnist voor schakels (blad voor 55+ in gemeente bergen). Regelmatig schrijft hij een boswachterscolumn om zijn kennis, ervaring en verwondering te delen over de Schoorlse duinen.
Vreemde snoesharen
Het is al weer enkele jaren geleden dat ik werd gebeld door een inwoonster van ons fraaie dorp Schoorl met het verzoek even langs te komen aangezien zij enkele vreemd uitziende paddenstoelen in haar tuin had gevonden. Dat wil zeggen: ze dacht dat het paddenstoelen waren maar ze was niet geheel zeker van haar zaak. Ik ben daar altijd als de kippen bij om aan een dergelijk verzoek te voldoen omdat je nooit weet wat je er kunt aantreffen. Niet dat ik nou zo’n expert ben hoor maar ik heb in het verleden vrij veel werk van paddenstoelen gemaakt, zodoende eigenlijk… Aangekomen bij het adres viel mij onmiddellijk de grote bossen bamboe op die vrijwel overal in de ruime tuin zachtjes stonden te wuiven in de wind. Daardoor maakte het geheel welhaast een enigszins tropische indruk. Aangezien geen tijd was afgesproken was er niemand aanwezig, waardoor ik alle ruimte had om wat rond te scharrelen. En inderdaad onder de bamboe, op een wat donkere plaats stond een wonderlijk product van moeder natuur. Nu kunnen paddenstoelen allerlei fraaie maar ook haast bizarre vormen hebben. Vooral de wat ongebruikelijke (die dus niet direct op een bekende paddenstoel lijken zal ik maar zeggen) zijn soms voor de gemiddelde wandelaar moeilijk als zodanig te herkennen. Het was dan ook begrijpelijk dat deze mevrouw niet wist wat ze hier mee aan moest. Het betrof hier namelijk een zogenaamde traliestinkzwam (Clathrus ruber). Natuurlijk had ik al eens iets over dit fenomeen gelezen maar nog nooit ‘in het wild’ gezien. Het is een uiterst zeldzame soort die vóór het jaar 2000 nog maar 13 keer in ons land was aangetroffen. Uitgegroeid kan hij 6 tot 10 centimeter breed zijn en verder bestaat hij uit een bolvormig netwerk van scharlakenrode tot oranje gekleurde ’ tralies’ (zie foto).
Zwarte sporenmassa
Van binnen zijn deze bedekt met een olijfgroene tot welhaast zwarte sporenmassa die een sterke aasgeur afgeven. In totaal stonden er in de tuin vijf exemplaren. Uit naspeuringen is mij gebleken dat deze wonderlijke soort opvallend vaak bij bamboe wordt aangetroffen. Het is dus vrijwel zeker dat het mycelium samen met genoemde planten uit Zuid-Europa wordt meegenomen. Deze bamboe wordt namelijk in Europa gekweekt en dan vooral in Italië, Spanje en Portugal; en juist daar is de traliestinkzwam dan ook inheems. In genoemde landen worden de bamboeplanten uitgespit en eventueel opgepot. Op die manier komen, via de sporen en het mycelium, de ´stinkende ballen´ hier terecht. Deze stank heeft, net als bij de bekende grote en kleine stinkzwam als doel vliegen en andere geleedpotigen aan te trekken. Het moge duidelijk zijn dat ik daar nog een tijdje heb rondgeneusd en dat was maar goed ook aangezien ik nog enkele vreemde snuiters aantrof. Zo trof ik drie exemplaren van de zogenaamde inktviszwam (Clathrus archeri) aan. Deze soort is ook ongeveer rond de 10 centimeter groot en is opgebouwd uit vier tot vijf helderrode gekromde ´armen´ die eveneens een sterke aasgeur verspreiden. Het betrof hier eveneens een stinkzwam die zeer waarschijnlijk uit Australië is aangevoerd en via Duitsland en Frankrijk hier is ‘aangeland’.
Grote stinkzwam
Wat wèl regelmatig in ons beboste duingebied kan opduiken is de bekende grote stinkzwam (Phallus impudicus) Al van verre is hij te ruiken aangezien hij een sterke aasgeur verspreidt. Het vinden echter tussen al dat gebladerte en het overal aanwezige, kleverige spinrag, is altijd weer een hele toer.
Normaal gesproken worden de sporen van paddenstoelen door de wind verspreid. Bij de stinkzwammen, met hun stroperige en slijmerige sporenmassa is dat echter om begrijpelijke reden ondenkbaar. Maar daar is wat op gevonden. Zoals al vermeld geven deze sporen een sterke aasgeur af waardoor allerlei vliegen en aaskevers worden aangetrokken. Bij het bezoek blijven de sporen gemakkelijk aan hun poten kleven waarna ze eenvoudig naar andere plaatsen worden gebracht. Zó simpel is dat allemaal… De grote stinkzwam komt vrij algemeen voor meestal in de buurt van rottend hout in loofbossen. De soort ontspruit uit het zogenaamde duivelsei, een slijmerig gevalletje dat qua grootte wel wat op een pingpong balletje lijkt. Na verloop van tijd breekt de wand van het ei en strekt de witte holle steel zich vrij snel tot een lengte van tien tot twintig centimeter.
De enigszins klokvormige hoed is bedekt met een netwerk waarop, bij rijpheid een donkere olijfgroene ietwat stroperige laag voorkomt, die zoals gezegd de sporen bevatten. Van het duivelsei werd vroeger aangenomen dat het werkte als een liefdeslust opwekkend middel door de associatie met de vorm van de zwam. Ook de kleine stinkzwam (Mutinus caninus) wordt in onze beboste duinen regelmatig aangetroffen. Deze is echter veel kleiner dan zijn hierboven beschreven grote broer, terwijl ook de aasgeur wat minder is. Bovendien valt hij veel sneller om en is dan tussen de begroeiing vrijwel niet meer als zodanig te herkennen. Tja…stinkzwammen. Ze ruiken weliswaar onaangenaam maar wat zijn het boeiende organismen.
Boswachter Frans Nieuwenhuizen
geef een reactie
Fungi and chiffchaff | Dear Kitty. Some blog
[…] Clathrus ruber fungus in Avifauna, Alphen, the Netherlands: here. See also here. And here. And here. […]