Vogelwachters kijken ook naar vlinders
Eén van de belangrijkste taken van de vogelwachters op het eiland is het monitoren van de vogelbevolking. Maar er is meer natuur. Ook de vlinders op het eiland worden in de gaten gehouden.
Om de waarnemingen van vlinders te structureren is er een zogenaamde Vlinderroute op de Plaat aangelegd. Dit is een vastgelegd traject, in het geval van de Plaat met een lengte van 1150 meter, verdeeld in secties van 50 meter. Zodra het weer een beetje mooi is, dus warm en niet te veel wind, en geen neerslag, kan deze route langzaam gelopen worden waarbij 2,5 meter links en rechts van de route alle dagvlinders worden geteld, en per sectie opgeschreven. De route is oorspronkelijk in gebruik genomen omdat hier naar verhouding veel Heivlinders voorkomen, waarmee het elders in Nederland nogal slecht gaat, en hier nog redelijk. Maar natuurlijk worden alle dagvlinders genoteerd, en ook de zogenaamde Dag-actieve nachtvlinders, dus soorten die biologisch gesproken tot de nachtvlinders behoren maar (ook) overdag actief kunnen zijn. Al deze waarnemingen worden doorgegeven aan de Vlinderstichting, die verantwoordelijk is voor het concept Vlinderroute, en ook de verzamelde gegevens bijhoudt en interpreteert.
Tijdens het lopen van de route afgelopen vrijdag 14 juli konden we een bijzondere soort bijschrijven, ééntje die we niet dagelijjks zien: de Lichte Daguil. Deze waarneming is pas de tweede voor zover bekend op de Plaat, en op Rottumeroog is hij in totaal 3 keer gezien.
Natuur en Techniek
Tot zover het echte veldwerk. In deze tijden doet de techniek van zich spreken. We maken ook hier steeds meer gebruik van meer moderne middelen. Inmiddels heel gangbaar in het natuuronderzoek is het gebruik van cameravallen. Hier proberen we dat gericht toe te passen, bijvoorbeeld door een camera op te stellen bij een vijvertje bij het huis, die alle vogels portretteert die, soms maar eventjes, gebruik maken van het water om te drinken of om een bad te nemen. Vaak maar heel kort, en zonder camera onttrekken deze individuen zich al gauw aan je aandacht. We nemen als voorbeeld de Beflijster, een doortrekker door Nederland, die in voor- en najaar vooral langs de kuststrook wordt gezien. Bij ons viel het zwaartepunt van de doortrek in eind april, met een beetje begin mei. Op 5 mei zagen wij hier onze laatste. Dachten we. Maar de cameraval liet iets anders zien: op 9 juni klikte hij af, met een prachtige Beflijster die bij de vijver aangetrokken werd door het water. En hoewel we de dag daarvoor al wel het vermoeden hadden dat er mogelijk nog een Beflijster in het struikgewas verscholen zat, gaf dit de bevestiging. Na 10 juni hebben we geen Beflijsters meer gezien.
Lepelaar met zender
Een ander voorbeeld van het gebruik van techniek voor onderzoek laat het Lepelaarsonderzoek van de Nederlandse Werkgroep Lepelaars. Deze werkgroep vangt jaarlijks een beperkt aantal jonge, nog niet vliegvlugge, Lepelaars bij het nest en voorziet deze van coderingen. Zo ook op Rottumerplaat. Dit jaar zijn ook drie jonge vogels voorzien van een zendertje, dat via een verbinding met een satelliet doorgeeft waar de vogel zich bevindt of heeft bevonden. De informatie die hiermee verkregen wordt stelt de onderzoekers in staat om overleving van het individu te kunnen bepalen, maar ook de verplaatsingen die te maken hebben met het foerageren en de trek naar het zuiden. Hieronder een schermafdruk van de omzwervingen van een jonge vogel die op 15 juni op de kwelder van Rottumerplaat van een zender is voorzien, en die nu dus zelfstandig rondvliegt en foerageert in de nabijgelegen geul, vlakbij de broedkolonie waar ie uit het ei is gekropen dit voorjaar. We zijn erg benieuwd hoe het dit jong in de toekomst zal vergaan. Overleeft ie de eerste winter, als ie moet overwinteren in Zuid Spanje, of misschien aan de Afrikaanse westkust, en als dat lukt, gaat ie dan na enkele jaren broeden, misschien hier of heel ergens anders? Spannend…..
Scholeksters met ringen
Al sinds 2016 wordt op de Plaat onderzoek uitgevoerd naar broedsucces van Scholeksters, direct rondom de behuizing. De reden is dat het in Nederland slecht gaat met de Scholekster, en monitoring van de soort is daarom belangrijk. Op Rottum broedt de soort in redelijk talrijke mate, en ook nog in een behoorlijk natuurlijk habitat, een verschil met veel broedvogels in de rest van Nederland. Denk aan het nestelen in weilanden, maar ook op de platte daken van kantoorgebouwen en dergelijke. Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakr van coderingen. Om deze aan te brengen moeten de vogels wel gevangen worden. Inmiddels zijn van veel broedsels hier beide ourders al geringd in voorgaande jaren. Om te bepalen of een paartje op een nest al geringd is (en zo ja, welke) plaatsen we tegenwoording gedurende enkele uren een cameraval vlak bij het nest, zodat we zonder al te veel te verstoren kunnen bepalen of ze al geringd zijn (dan hoeven we ze niet meer te vangen), en als dat zo is, welke ringen. Dit is met name heel bruikbaar als het nest is gelegen op moeilijk te obeserveren locaties, wat hier vaak het geval is.
Rafaella Porcu en René Vos.
geef een reactie