Voorjaar op een vogeleiland
Vogelwachters Doortje Dallmeijer en Bart Ebbinge verbleven ruim drie weken op vogeleiland Rottumerplaat voor hun wachtbeurt van dit jaar. Ze losten Harry en Ali af en zijn inmiddels ook zelf weer afgelost. Lees hieronder hun uitgebreide verslag.
Weer naar Rottumerplaat
Op vrijdag 13 april om acht uur vertrekken we met de Harder uit de Eemshaven. Het is rustig weer, maar omdat het de voorafgaande dagen flink heeft gewaaid, staat er boven Rottumeroog toch een stevige deining. Eerst konden we Rottumerplaat nog zien liggen, maar weldra wordt het eiland door opkomende mist aan ons zicht onttrokken. In het geultje onder het eiland gaat de Harder voor anker en met Freek Jan en Dennis en al onze spullen gaan we in de rubberboot verder. Van de ene prik kunnen we net de volgende zien. Door de zware ijsgang van begin maart waren alle prikken van vorig jaar verdwenen en was met hoog water het geultje niet te zien. Maar de bemanning van de Harder had twee weken geleden nieuwe prikken gezet. Uit de mist doemt de puindam op en treffen we Harry en Ali aan, die de eerste twee weken van dit broedseizoen voor hun rekening hebben genomen. In huis brandt de houtkachel en is het behaaglijk warm.
De afgelopen dagen met die koude oostenwind hebben zij weinig buiten kunnen doen. Er zijn veel lijsters doorgetrokken: kramsvogels, koperwieken, zanglijsters en zelfs meerdere beflijsters. In andere jaren zagen wij vooral veel merels doortrekken, maar die had Harry niet zo veel gezien. Op het tegelpad rond het huis liggen overal kapotgeslagen slakkenhuisjes: zanglijsters maken dankbaar gebruik van deze stoeptegels om slakken op kapot te slaan.
Op het eiland hadden Harry en Ali legsels van grauwe ganzen gevonden, maar nog geen nesten van eidereenden. Het lijkt na die onverwacht felle koude-aanval vanuit Rusland, waarna er in Nederland ineens weer geschaatst kon worden op natuurijs, een laat jaar te worden voor de broedvogels. Het eiland ligt er nog winters en kaal bij. Nog geen blad aan de bomen en struiken, en ook de narcissen staan hier nog niet te bloeien, maar in hun knoppen schemert al wel wat geel.
Een golf houtsnippen
Vanmorgen (maandag 16 april) komt de Harder met hoogwater Harry en Ali weer ophalen. Voordat de Harder komt, loop ik het paadje door het duin ten westen van het huis in en meteen schieten er drie houtsnippen weg. Vannacht is er erg veel trek geweest, en ook de aantallen steltlopers die nu bij opkomend water op de Boschplaat ten zuiden van ons opvliegen zijn veel groter dan twee dagen geleden. Het gaat nu om tienduizenden, en als ze rondzwermen lijkt het of het wad rookt. Het zijn voornamelijk bonte strandlopers en zilverplevieren. Het melancholieke “tjuuwie” van de zilverplevieren vult de lucht.
Kijkend door de telescoop ontdek ik op de oostpunt van Rottumerplaat een slechtvalk. Hij duikt fel op een onvolwassen grote mantelmeeuw, die ergens aan zit te plukken. Drie keer duikt de slechtvalk op de grote mantelmeeuw, maar die geeft geen krimp. Dan geeft de slechtvalk het op en gaat verderop op het strand zitten. Waar zit die grote mantelmeeuw aan te plukken? Als ik inzoom met de telescoop zie ik dat het een nog levende vogel is die af en toe fladdert. Of komt dat doordat de meeuw er aan schudt? Nee, het is een bruine vogel die nog leeft, en af en toe met zijn vleugels klappert. Een houtsnip! Na wat woeste houwen van de grote mantelmeeuw komt aan het leven van deze houtsnip een einde, en wordt hij door de meeuw aan stukken getrokken. Wat een droevig einde van zo’n mooie vogel. Vermoedelijk heeft de slechtvalk deze houtsnip geslagen, en heeft de grote mantelmeeuw hem daarna van de slechtvalk afgepakt.
De kachel hoeft niet meer aan
Op dinsdag 17 april is het weer totaal omgeslagen en het wordt heerlijk warm. Op de westpunt vinden we in het vloedmerk twee aangespoelde dode bruinvissen, maar ook de resten van nog eens twee houtsnippen. Helemaal afgekloven. De golf houtsnippen die voorbij is getrokken heeft zijn tol aan de roofvogels betaald.
In vergelijking met vorig jaar is de stuifdijk weer 29 meter korter geworden. Elk jaar rukt de Lauwers op in oostelijke richting en knaagt wat af van Rottumerplaat. Ook de duinen aan de westzijde zijn flink afgeslagen en de lange wortels van de helmplanten liggen helemaal bloot. Op de stuifdijk vinden we het eerste nest van een eidereend met al 4 eieren. Die is dus al met leggen begonnen toen er nog een koude oostenwind stond. In de Lauwers zwemmen veel meer eiders dan in andere jaren. Op de oostpunt daarentegen waar in april altijd honderden eidereenden zitten, zijn de aantallen nu veel lager. Niet meer dan enkele tientallen. Ik ben benieuwd wat de telling straks voor totaal gaat opleveren.
In de dode boom bij het huis kwetteren op woensdagmorgen twee boerenzwaluwen. Op 16 april zagen we de eerste boerenzwaluwen op het eiland. Ineens zijn ook talloze dikke bromvliegen uit hun winterslaap ontwaakt en vliegen rond. De winter is voorbij.
Hoogwatertelling
Om half twaalf, ruim een uur voordat het water zijn hoogste stand heeft bereikt, beginnen we vanaf de uitkijktoren met het maken van een goede aantalsschatting van de indrukwekkende zwermen steltlopers. Nadat we de vogels op het wad ten zuiden van onze uitkijktoren “geteld” hebben, maken we een ronde langs de stuifdijk naar het westen en tellen de gelukkig wat kleinere aantallen die daar tijdens hoogwater pleisteren. Daarna alles bij elkaar optellen voor de uitkomst van deze HVP-telling. HVP staat voor HoogwaterVluchtPlaats, een bekende afkorting voor vogeltellers. In totaal kwamen we tot ruim 44.000 vogels, waarbij de zang- en roofvogels niet zijn inbegrepen. Het talrijkst is de bonte strandloper met ruim 21.000 stuks, gevolgd door de zilverplevier met maar liefst 13.000 exemplaren. Van beide soorten aanzienlijk meer dan een jaar geleden, want toen pleisterden er resp. 9.000 en 1.800.
Het aantal wulpen bedroeg 1.700, en lag daarmee in dezelfde orde van grootte als vorig jaar. Veel wulpen hoorden en zagen we, ook tijdens de telling luid roepend in noord-oostelijke richting weg trekken. Op weg naar Lapland om daar te gaan broeden. Het aantal scholeksters was met 650 echter beduidend lager dan vorig jaar april, toen er nog ruim 1.600 geteld werden.
Verder telden we 1 kluut, 4 bontbekplevieren, 900 kanoetstrandlopers, 100 drieteenstrandlopers, 100 rosse grutto’s, 1 (onze eerste) regenwulp, 3 zwarte ruiters, 150 tureluurs, 3 groenpootruiters en 150 steenlopers. Van de eenden waren de eidereenden het talrijkst met ruim 2.500 stuks – zelfs meer dan vorig jaar-, en daarnaast 300 bergeenden, 44 wintertalingen, 11 wilde eenden, 15 pijlstaarten, 50 slobeenden, 20 zwarte zee-eenden en 6 middelste zaagbekken. Van de ganzen telden we zo’n 300 grauwe ganzen, 550 brandganzen, 750 rotganzen en 6 nijlganzen.
Tot slot nog een 45 aalscholvers, ruim 70 lepelaars, 200 kokmeeuwen, 10 stormmeeuwen, 600 kleine mantelmeeuwen, 750 zilvermeeuwen en 10 grote mantelmeeuwen. Sterns waren bij de telling nog niet aanwezig, hoewel we in de voorgaande dagen wel af en toe een enkele grote stern hadden zien overvliegen.
Grauwe ganzen met kuikens
Tijdens de telling op 17 april ontdekt Doortje ook al een paartje grauwe ganzen met kuikens. De eersten. In de dagen daarna zien we regelmatig grauwe ganzen met kuikens lopen, of liever gezegd haastig wegrennen als ze ons zien. Ook vinden al redelijk wat nesten van grauwe ganzen die uitgekomen zijn. Aan de eischilfers is te zien dat ze met succes zijn uitgekomen. Op 27 april vinden we een nest met 2 al uit het ei gekomen kuikens en vier eieren die nog aan het uitkomen zijn. Goed is op de foto te zien hoe de kuikens van binnenuit met hun eitand de schaal rondom zich heen als het ware openzagen.
Beflijsters
Op donderdag 19 april riep Doortje ineens: “Beflijsters”, maar toen ik bij haar kwam waren ze al weer weg. “Het waren er acht”, zei ze. Kort daarna zag ik ineens een zwarte flits met een opvallend lange staart soepel uit de lucht naar beneden glijden naar de grote vijver waar vroeger de uitkijktoren stond. Jawel hoor, weer een beflijster. Duidelijk groter dan een merel. Hij vloog omhoog, één van de struiken in, en liet zich prachtig bekijken. Een mooie witte maanvormige sikkel als bef op zijn zwarte verenkleed. Zijn buikveren leken wel geschubd. Met een kort merelachtig tsak-tsak-tsak vloog hij weer op en gleed soepeltjes over de duinrand en verdween in oostelijke richting. Gelukkig zagen we tussen 9 en 11 uur nog meer beflijsters voorbijkomen, en lukte het Doortje enkele prachtige foto’s van deze sierlijke lijster te maken.
Opnieuw herfst!
Op maandag 23 april is het weer omgeslagen. De kachel kan weer aan. s’ Avonds gaat het onderzoekschip van het NIOZ (Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee) van Texel, de Navicula voor anker in het Boschgat, ten ZW van Rottumerplaat. Zij hebben vandaag het Westgat bij Engelsmanplaat bemonsterd op schelpdieren en gaan morgen in de Lauwers bij Simonszand proberen te monsteren als de zeegang het toelaat. Maar op dinsdag 24 april staat er nog een harde wind (6 Bf) uit het westen. De Navicula bemonstert de Lauwers en Spruit meer wadwaarts, want voor de Noordzeekant waait het vandaag te hard. Boven de kwelder vliegen veel eiders nog als paartjes, maar later bij de slenk zie ik toch ook relatief veel mannetjes zonder vrouwtje. Ik tel op de oever van de slenk 73 mannetjes en maar 5 vrouwtjes. Veel vrouwtjes moeten nu dus al aan het nestelen zijn.
Boven de kwelder horen we veel zingende veldleeuweriken. Al waait het nog zo hard, zij zingen gewoon door. Er zijn ook nog steeds honderden brandganzen, terwijl we al dagenlang wegtrek van brandganzen zien. Ook zijn er nog honderden rotganzen, zowel ten zuiden op de oude kwelder, als op de jonge kwelder aan de noordzijde van de stuifdijk. ’s Avonds gaat de wind eindelijk liggen en regent het licht, maar de volgende dag staat er toch weer een stevige westenwind. Te hard voor de Navicula, die nu richting Eems gaat om meer beschutte plekken daar te bemonsteren. Buiten is het 8 graden. Binnen brandt de kachel. De boerenzwaluwen kwetteren niet meer en lijken zelfs helemaal weer vertrokken te zijn. Ook op donderdag 26 april waarschuwt Verkeerspost Schiermonnikoog op kanaal 5. “District Rottum west-zuidwest windkracht 6”. We zijn het heerlijke zomerweer van enkele dagen geleden met ruim 20 graden al bijna vergeten. De houtkachel brandt ook vandaag weer.
Het eiland groent op
Ondanks het herfstige weer zijn de struiken en bomen op het eiland de afgelopen dagen mooi aan het opgroenen. Eerst de rimpelroos, maar nu ook de esdoorn, vlier en liguster. Allemaal hebben ze fris groen blad gekregen. Net als de steltlopers die steeds meer hun zomerkleed krijgen. Veel zilverplevieren nog wat vlekkerig zwart op de buik, maar er zijn er ook bij met al prachtig uitgekleurde zwarte buiken en een zilverkleurig met zwart geschubde rug. Juweeltjes om te zien.
Langs de puindammen zie ik nu regenwulpen foerageren. Steeds in kleine aantallen met hun mooie kopstrepen, en een gebogen snavel die veel korter is dan die van de gewone wulp. Die laatsten zoeken hun voedsel veel verder op het wad, en kunnen met hun lange gebogen snavel wormen en schelpen op veel grotere diepte te pakken krijgen.
De vrouwtjes eidereenden die nog niet op hun eieren zitten te broeden zijn nog steeds druk kokkels naar binnen te werken. In het ondiepe water zie ik ze met hun kop onder water bezig. Regelmatig maken ze een schommelende beweging als ze met hun poten de kokkels blootwoelen, en dan meteen met de kop weer onder water. Hun partners zwemmen er meestal vlak naast, en eten veel minder. Die hoeven ook niet vijf of zes van die grote eieren aan te maken. Als we met laag water over het wad lopen zie je overal van die diepe woelkuilen van de eidereenden.
Lepelaars op Koningsdag (vrijdag 27 april)
Ineens is de harde wind gaan liggen. Koningsdag is het vandaag. Een prachtige rustige dag. Ideaal om de kolonie lepelaars te inspecteren. Onderweg stuiten we op twee nesten van eidereenden en een van een grauwe gans. Ze vliegen op van hun nest: één eidereend is nog maar net begonnen en heeft twee eieren met een heel klein beetje dons. Ik dek de eieren toe. De grauwe gans heeft 4 eieren, en de tweede eidereend 5 eieren met veel dons. Terwijl zij opvliegt schijt ze haar eieren onder met een lozing uit haar blinde darm. Een vreselijke lucht, die ongetwijfeld zou helpen tegen predatoren als vossen, maar die komen hier op het eiland niet voor. Ondanks de stank dek ik de eieren mooi toe met het eiderdons zodat kraaien of meeuwen de eieren niet zien. De lepelaars zitten stevig te broeden en laten ons vlakbij komen. Een enkele staat op en door de telescoop kan ik wat kleurringen zien en aflezen. Doortje maakt intussen foto’s. De lepelaars die even omhoog zijn gekomen van hun nest gaan weer zitten broeden. We zijn benieuwd naar de stand van zaken, en verwachten nog geen kuikens zoals vorig jaar (2017) toen de lepelaars extreem vroeg waren begonnen te broeden. In dat jaar troffen de vogelwachters Sjoerd en Peter al op 17 april drie nesten met kleine kuikens aan bij hun eerste controle. Zij vonden daarnaast toen nog 38 nesten met eieren.
We zijn nu tien dagen later en de lepelaars zitten, net als vorig jaar in twee aparte clusters bijeen. We beginnen met de oostelijke groep, en lopen naar de nesten toe. Alle lepelaars vliegen op en cirkelen boven ons hoofd rond. De lepelaars van de westelijke groep blijven op hun nesten zitten. We lopen alle nesten langs, noteren het aantal eieren en bepalen met een GPS de plaats van elk nest. Daarna lopen we naar de westelijke groep en zien tot onze geruststelling dat de oostelijke lepelaars al weer neerstrijken bij hun nesten.
Nadat we de westelijke groep ook gecontroleerd hebben, lopen we een honderd meter verder en zien vanaf die afstand hoe ook de westelijke lepelaars weer neerstrijken bij en op hun nesten. In totaal troffen we 50 nesten aan, waarvan 47 met eieren en nog geen enkel kuiken. Drie nesten waren nog in aanbouw en hadden helemaal geen eieren. Aan de gemiddelde legselgrootte was goed te zien dat de lepelaars, ondanks dat we tien dagen later hun nesten controleerden, nog aan de leg waren en in een vroeger stadium van nestelen dan in 2017.
Eidereend op zoek naar een veilige nestplaats
’s Avonds zitten we in de toren en zien hoe een vrouwtje eidereend voorzichtig het duin in scharrelt. Het hoofd hoog opgeheven en overal om zich heen spiedend. Tot vlak voor de toren. Nog geen drie meter bij ons vandaan. Wij zitten binnen achter het smalle raam en ze ziet ons niet. Soms zie je dat een paartje gezamenlijk op zoek is naar een geschikte nestplaats, maar zij doet het dus alleen. Af en toe gaat ze even zitten en kijkt om zich heen. Dan scharrelt ze weer verder. Het duin weer af, en ten slotte via de oprit naar de Romneyloods het “pleintje” op daarvoor. Vanuit de toren blijven we haar volgen. We noemen haar Isa.
De waterral hebben we al een tijdje niet meer gezien. Het kan zijn dat die nu zit te broeden. Een goed moment om alle gegevens die we gisteren in en om de lepelaarkolonie hebben verzameld in te voeren in de computer. Bij de acht geringde lepelaars die ik in de kolonie heb afgelezen, zitten een aantal oude bekenden, die de afgelopen jaren ook op Rottumerplaat hebben gebroed. Die hebben nu leeftijden van 7, 10, 11, 12 en twee zelfs van 13 jaar oud. Maar er zijn ook twee nieuwkomers bij, die elk 4 jaar oud zijn, en waarschijnlijk pas voor het eerst gaan nestelen. Eentje is op ons buureiland Schiermonnikoog geboren, maar er is ook eentje bij die vier jaar geleden als kuiken op de Kinseldam, bij Amsterdam is geringd. Die gaat nu zijn geluk op Rottumerplaat uitproberen.
Het blijft een paar dagen krachtig waaien. Rond het huis zwiepen de takken heen en weer, alsof de bomen naar ons zwaaien. Met deze wind moeten zelfs de meeuwen moeite doen om er tegen in te komen. In de toren wijst Doortje me op vijf dwergsterntjes die in de luwte van een van de puindammen op het zand zitten. Met hun witte voorhoofdjes en gele snavels. Ook de Noordse sterns zijn nu eindelijk teruggekeerd, maar veel zijn het er nog niet.
Doortje wordt vandaag (2 mei) afgelost door George van Leeuwen. De boerenzwaluwen lijken nu toch echt weer terug te zijn. We zien er 6 rond het huis! Ze alarmeren. Maar nog steeds geen waterral. Op 23 april hebben we hem of haar voor het laatst gezien. Zou onze waterral op het buureiland Rottumeroog (zie weblog) opgegeten zijn door een slechtvalk?
De eidereenden volop aan de leg
Op 3 mei zet het lenteweer toch echt door, en hoeven we de kachel niet meer aan te maken. We maken een verkenningstocht langs de stuifdijk naar het westen, en dan over het wad terug naar huis. Met behulp van de speciale achteruitkijkspiegel op uitschuifbare stok kunnen we ook de boomnesten op de stuifdijk controleren op eieren. Drie zijn bezet door buizerds. Allemaal met eieren: 2, 3 en 2. Ook twee nesten van zwarte kraaien: eentje met 4 eieren en eentje met een pas uit het ei gekomen kuiken en nog 2 eieren. De bruine kiekendieven lijken nog geen nesten te hebben. Wel vliegt vlak voor ons een kiekendief op die zojuist een klein vogeltje had gegrepen. Aan het achtergebleven kopje kunnen we nog zien dat een paapje is geweest. Onderweg komen we maar liefst 58 nesten van eidereenden tegen. Acht blijven keurig op hun nest zitten, maar de overige 50 vliegen op. We dekken hun eieren af om het de kraaien en meeuwen niet al te gemakkelijk te maken. We vinden drie eieren van eidereenden die duidelijk door zwarte kraaien zijn leeggegeten. Van die vijftig nesten hebben de meeste 5 eieren (19 nesten), maar er zijn er ook drie met 6 eieren en eentje zelfs met 7. Verder twee met 1 ei, zes met 2 eieren, vijf met 3 eieren en veertien met 4 eieren. Die zijn waarschijnlijk nog aan het leggen.
Op 6 mei kwam George ‘s middags terug vanaf de kwelder, en zag langs de oprit naar de Romneyloods een vrouwtje eidereend naar het wad vliegen. Dat moest haast Isa zijn. Wie anders zou bijna rechtstreeks vanaf de Romneyloods naar het wad vliegen. Wij gauw kijken bij haar nest. Inderdaad: ze was niet thuis, en er lagen nu 5 eieren afgedekt met wat dons.
Bij het vallen van de avond nog even met George langs enkele andere broedende Eidereenden geweest. Ongelofelijk hoe ze op een afstand van een meter gewoon blijven zitten en je aankijken. Wij behoedzaam doorlopen zodat ze niet opvliegen. Als ik merk hoeveel eiders we nu al op het nest hebben gezien moet dit een fantastisch goed jaar voor de eidereenden worden. Geen wonder met de enorme hoeveelheid kokkels die er dit jaar zijn. Je hoeft maar even met je vingers door het wad te graaien of je hebt al een handvol kokkels. Toen we terugkwamen ging ik nog even bij Isa langs. Ze zat weer op haar eieren. Morgen gaan we weer naar de wal en nemen Dirk Dijkshoorn en Loes Kuiper de wacht over.
Bart Ebbinge (tekst)
Doortje Ebbinge-Dallmeijer (foto’s)
geef een reactie
Lydia
Wat een boeiend mooi verslag. Ik ben jaloers op jullie. Wat een pracht hebben jullie gezien en ervaren. En zo veel vogels gezien!
noordhollander
mooi verslag maakg t eiland een trekpleister voor vogelaars
jan kramer
Weer een prachtig sfeerbeeld met nijsgjirrige info!