Vogelwachters over succes en verlies op een vogeleiland
Van 6 tot 18 juni waren vogelwachters Bart & Doortje op Rottumerplaat voor hun derde en voorlaatste vogelwachter periode van dit jaar. Een saaie wacht was het allerminst: veel succesvolle broedsels maar ook verlies. En een snelle ring-actie bij de lepelaars. Lees hieronder hun blog.
Verhoogde waterstand door storm
“Waar vogelwachters Sjoerd en Hella al voor vreesden, werd bewaarheid. Een zware stormdepressie trok over het eiland op woensdag 7 juni en golven spoelden over het schelpenstrand tussen de puindammen waar de dwergsterns nestelden. Al hun nesten spoelden weg. De meeste noordse sterns en scholeksters hadden hun nesten gelukkig wat hoger liggen op de puindammen zelf, en ontsnapten aan het verhoogde water.
Lepelaarvangst
Een dag eerder hadden we de wacht overgenomen, en was met ons ook de vangploeg meegekomen, die de jonge bijna vliegvlugge lepelaars zou gaan ringen. Deze ploeg bestond uit Harry en Ali Horn, Dennis Moerkerken, Jasper Schut en Diderik van Dullemen. Het weer was al zeer onstuimig met windkracht 5 en buiige regen. Harry, ervaren lepelaar-ringer, dacht na wat te doen. Als we maar een droge periode van twee uur hebben zou het moeten lukken. Want bij regen worden de jonge kuikens nat en dan gaat het niet goed met ze. Het weerbericht voor de volgende dag zag er nog veel slechter uit. Het regende nu licht. Op buienradar konden we zien dat er na deze bui een gat in de wolkenmassa’s zat, en dat het volgende schip met zure appelen pas twee uur later aan zou komen. Zodra het droog werd trokken we er daarom snel op uit, omsingelden met zijn achten het oostelijke deel van de lepelaarkolonie met de grootste jongen. Door deze omsingeling bleven de jonge lepelaars die al goed konden lopen mooi bijelkaar.
Een vijftig meter buiten de kolonie zette Harry snel een bewaartent op. Daarna pakten we in totaal 22 kuikens en stopten die in de tent, in aparte vakjes. In elk vakje passen 4 lepelaarkuikens. De overige lepelaars keerden na deze actie meteen naar hun nesten terug, en na het meten, wegen en ringen van de jongen lieten we ze geringd weer los, zodat ook zij weer naar hun ouders in de kolonie terug konden lopen.
Voordat de volgende buien ons bereikten, trokken wij ons weer terug. Een vlekkeloze actie.
Vooral de volgende dag, toen de wind was aangewakkerd tot kracht 8-9 , beseften we hoeveel geluk we hadden gehad door snel deze vangactie uit te voeren. Op 8 juni werd de vangploeg weer opgehaald door de Harder.
Jonge zwarte kraaien in het nauw
De eerste zwarte kraaien zijn nu uitgevlogen, maar hebben het nog niet gemakkelijk. Toen we op 10 juni de kolonie kleine mantelmeeuwen onder langs de stuifdijk gingen controleren, zagen we uit de verte al enkele zwarte kraaien vliegen die fel werden aangevallen door de meeuwen. Je kon duidelijk zien dat het nog onervaren vliegers waren, die de stootduiken van de meeuwen niet goed wisten te ontwijken zoals volwassen kraaien dat kunnen. In de kolonie gekomen zag ik uit mijn ooghoek een klein zwart ding liggen: het bleek een jonge zwarte kraai te zijn die zich doodstil tegen de grond drukte. Zijn kop was licht beschadigd door de meeuwensnavels. Hij was vast afkomstig uit een van de nesten in de vlierstruiken die langs de stuifdijk staan. In die boomnesten broeden niet alleen zwarte kraaien, maar ook twee paar buizerds. Ik raapte de jonge kraai op en liet hem naar een vlierstruik toevliegen. Die moet nog heel wat leren.
Rietgorsnest
Bij het controleren van een van de kiekendievennesten, vloog op 11 juni vlak voor me een rietgors weg uit het riet. Daar zat een nestje. Erin lagen naast eieren enkele pas uit het ei gekomen kuikentjes. Ongelooflijk teer zien die kleine rietgorsjes eruit. We vinden alleen bij toeval dergelijke zangvogelnesten. Met de warme lucht die uit het zuiden het eiland overspoelt zijn ook veel Atalanta’s meegekomen. Overal op het eiland zien we ze.
Verloren nesten en opnieuw beginnen.
Het slechte weer van de laatste dagen gecombineerd met het hoge water heeft ook zijn tol geëist bij de sterns. Welke tol hebben we nu pas kunnen vaststellen. Op 11 juni namen we de schade door de stormachtige dagen op. Alle tien door Sjoerd en Hella gevonden nesten van de dwergstern blijken te zijn verdwenen. We vinden wel een ei-dop van de dwergstern die goed was uitgekomen, maar zien geen jongen. Alleen nog acht oude dwergsterns vliegen rond.
Er broeden nog wel Noordse Sterns en we vonden 17 nesten met eieren, en drie nesten (ei-doppen) die goed zijn uitgekomen. maar kuikens zien we niet (op 1 juni waren er 25 nesten met eieren). De Noordse sterns hebben de storm dus vrij goed doorstaan. Dat geldt ook voor de Scholeksters: 15 nesten met eieren, 2 nesten met kleine kuikens/eieren en 3 paartjes die rondlopen met jongen. Ook 2 nesten van bontbekpleviertjes hebben het overleefd: 1 met 4 eieren en 1 met 2 eieren en 2 pas uit het ei gekomen kuikens. Na enkele dagen herpakken de dwergsterns zich weer en tellen we er 28 op het schelpenstrandje, en op 18 juni vinden we 5 nieuwe nestjes (3 x1 ei, 1 x 2ei en 1x 3eieren).
Verwarring
Bij het maken van nieuwe nesten gaat het niet altijd goed. Zo vond ik een nest met 3 eieren van de visdief en ook nog een afwijkend vierde ei: van een tureluur. Waarschijnlijk een tureluur die per ongeluk zijn ei in het verkeerde nest heeft gelegd. Als echte steltloper dacht die tureluur natuurlijk: een drielegsel is nog niet compleet. Daar hoort nog een vierde ei bij.
Tweede vestiging lepelaars
Zaterdag 17 juni hebben we de tweede vestiging van de lepelaars gecontroleerd. Bij de eerste controles waren hier nog helemaal geen nesten, maar nu vonden we 14 nesten met kleine pas uit het ei gekomen kuikens en eieren. En dat terwijl de jongen uit het begin van dit seizoen al rond vliegen! Lepelaars kennen een breed broedseizoen. Dit brengt het totaal voor dit jaar nu op minimaal 66 bezette nesten van lepelaars op Rottumerplaat. Minimaal, omdat er in het oostelijk deel van de kolonie tussen de bestaande nesten vast ook nog nieuwe nesten bij zijn gekomen.
Overige waarnemingen
De arctische steltlopers en rotganzen zijn nu echt vertrokken naar het Hoge Noorden. Alleen nog een drietal kanoetstrandlopers en vier rotganzen zijn achtergebleven. Het is nu ook de tijd dat de gewone zeehonden hun jongen werpen. Een enkele huiler raakt zijn moeder kwijt en spoelt aan, maar de meesten blijven op de oostpunt bij de honderden zeehonden die daar liggen. Vanuit de nieuwe uitkijktoren ontdekte Doortje bij hoog water een moeder die haar jong zoogde, half in het water. Even later zwommen beiden weg richting oostpunt. Bijzonder was de grote groep van 5-6000 zwarte zee-eenden die op 15 juni ineens in de Lauwers tussen Simonszand en Rottumerplaat opdook. Op diezelfde dag trokken er ook kleine groepjes Canadese ganzen langs op zoek naar een veilige plek om hun slagpennen te ruien. Op het eiland zelf vinden we de nodige slagpennen van Grauwe ganzen die hier ruien met hun kuikens.
Verder vliegen er nu weer grotere groepen elders geboren spreeuwen op de kwelder: makkelijke prooien voor slechtvalk en kiekendief.”
Rottumerplaat, Bart Ebbinge (tekst), Doortje Dallmeijer (foto’s)
geef een reactie