6e blog van vogelwachters Rottumerplaat: zangvogels, “hoeoe” en zinloos geweld
“Alle schepen, alle schepen. Hier verkeerspost Schiermonnikoog met het weerbericht. Voor district Rottum en Delfzijl geldt een waarschuwing van windkracht 6 uit het zuidwesten.” Zo klinkt het hier op Rottumerplaat vaak over de marifoon.
Dat is onze enige echt betrouwbare verbinding met de wereld om ons heen. De mobiele telefoon en ook internet via de dongel hapert vaak, of we moeten via een Duitse provider contact zoeken, maar dat is duur. Al is dit dan een eiland, we hebben hier marifoon en op kanaal 5 laat de verkeerspost Schiermonnikoog op de vuurtoren nooit af. Alsof we een heel groot schip zijn dat hier op de grens van de Waddenzee en de Noordzee voor anker ligt.
Zangvogels
Op 17 juni eindelijk eens geen waarschuwing voor harde wind over kanaal 5 van de verkeerspost Schiermonnikoog. Het is zelfs bijna windstil. Ineens kunnen we in de paar bosjes rondom het huis weer zangvogels horen zingen: braamsluiper, zwarte roodstaart, tjiftjaf en twee grasmussen, die hun liedje krassen. Ook de boerenzwaluwen kwetteren vrolijk rondom het huis. Ze hebben hier twee nestjes.
De heggenmussen horen we al een tijdje niet meer zingen. We zien ze ook niet meer. Zouden ze weg zijn of stiekem aan het broeden? De grauwe vliegenvanger die we voor het eerst op 8 mei, en daarna van 23 mei tot 8 juni dagelijks zagen, lijkt nu toch echt weg te zijn. Op 10 juni zagen we er nog eentje, en dat was de laatste keer. Die zal hier jammer genoeg wel niet gaan broeden. Van 29 mei tot 4 juni was er ook een bonte vliegenvanger, die de “grauwe” alle hoeken van de “tuin” liet zien.
Wat een felle donders zijn dat. Is dat de reden dat de grauwe vliegenvanger uiteindelijk vertrokken is? Of was er geen partner voor hem? Het paartje witte kwikstaarten dat in een viskist (onder een andere daar schuin boven op geplaatste viskist) zijn nest heeft gemaakt, had op 17 juni al vijf grote grijs bevederde jongen. Op 21 mei vonden we dat nest met het eerste eitje erin. Op 25 mei 4 eitjes, op 6 juni de eerste 2 kuikentjes en nog 3 eieren. Op 22 juni waren ze alle vijf uitgevlogen, in minder dan een maand van ei tot vliegende vogel. Rondom huis broeden zeker nog enkele paartjes kwikstaarten.
Andere zangvogels zijn wel langs getrokken, maar niet gebleven. Van de tientallen merels, die we in april zagen, zien we slechts af en toe nog één mannetje, dat drie keer aarzelend heeft gezongen. Ook van kneutje, bosrietzanger, kleine karekiet, nachtegaal hebben we een enkele horen zingen, maar die zijn waarschijnlijk doorgetrokken.
Zelfs een appelvink bracht ons op 15 juni een kort bezoek.
Nee, dan de veldleeuweriken, waarvan er hier tientallen op de kwelder broeden. Een lust om die hoog in de lucht te horen zingen. Met de graspieper is de veldleeuwerik de talrijkste zangvogel die hier broedt. Op 8 juni vonden we bij toeval een nestje met drie eieren,
en op 22 juni zaten er drie kuikentjes in het nest van een graspieper.
“Hoeoe”
In ons vorige weblog schreven we al dat de gewone zeehonden nu volop jongen hebben. Het is een prachtig gezicht om vanuit de toren op de oostpunt van Rottumerplaat tussen al die zeehonden de moeders met hun jongen te zien. Op 27 juni telden we daar 215 volwassen zeehonden en 65 jongen. Het moeten er meer zijn, want tijdens het tellen dook nog regelmatig een kop van een zwemmende zeehond boven water op. Een enkele grote mantelmeeuw liep er geïnteresseerd tussen door, maar één van de oude zeehonden hobbelde fanatiek op hem af en joeg hem weg.
Op 12 juni om half twaalf hoorden we voor eerst het huilen van een jonge zeehond. Een zacht indringend “hoeoe”. Hij lag vlak voor de toren bij de strandpaal, die daar staat. Alleen. Wat te doen? In onze taakomschrijving is de Leidraad Opvang Zeehonden opgenomen waarin een internationaal voor het hele Waddengebied afgesproken opvangprotocol staat omschreven. De richtlijnen voor de opvang van zeehonden zijn duidelijk. De moeder moet minimaal twee uur afwezig zijn, voordat je überhaupt mag ingrijpen. Het gaat erg goed met de zeehonden, en voor de populatie is het opvangen van jongen die hun moeder kwijt zijn geraakt niet nodig.
Natuurbescherming (beheer) is iets anders dan dierenbescherming. Bij natuurbescherming gaat het om het scheppen van voorwaarden, zodat de natuur zich ongestoord kan ontwikkelen, en bij dierenbescherming staat het individu centraal.
Rottumerplaat is een natuurgebied waar de natuur juist zijn vrije gang moet gaan. Maar als je dat zachte huilende “hoeoe” hoort en zo’n beestje daar alleen ligt? Dat klaaglijke roepen is natuurlijk bedoeld om de moeder haar kind terug te laten vinden, en het klinkt heel ver hier over het wad. Met hoog water hebben we ook af en toe hier vlak bij diezelfde strandpaal zeehonden in het geultje zien zwemmen, dus wellicht zou moeder zeehond nog terugkomen en haar jong vinden. Het water kwam op, en dus besloten we vooralsnog niets te doen en vertrokken naar de westpunt van het eiland om meeuwennesten te inventariseren. Vijfeneenhalf uur later, om vijf uur kwamen we terug, alweer vier uur na hoog water. Het zeehondje was niet meer te zien. “Zie je wel”, dachten we, die is vast weer opgehaald, maar goed dat we niet hebben ingegrepen. Even later klonk er “hoeoe”, en bleek de huiler er toch nog te zijn. Er liep nog wat ebstroom en als we hem in het water konden krijgen, zou de stroom hem misschien mee kunnen voeren naar de plek waar al die zeehonden liggen. Want hier bij die strandpaal, ook nog achter een stenen puindam, die Rijkswaterstaat heeft aangelegd om afslag van het eiland te voorkomen, is het natuurlijk moeilijk voor een moeder zeehond haar jong terug te vinden. Wij met een aangespoelde vismand erheen. De huiler bleek nog heel fit en grauwde naar ons en liet zijn scherpe tanden zien. Een zeehond heeft echt een hondengebit. Daar wil je niet door gebeten worden. Voorzichtig zonder hem aan te raken wipten we hem in de mand en droegen hem naar de geul. Hij zwom meteen weg. Eerst nog even tegen de stroom in, maar uiteindelijk met de laatste ebstroom mee, in de richting van de andere zeehonden. Daar was de kans zijn of haar moeder terug te vinden in ieder geval groter.
Op 17 juni om 10.00 uur lag er weer eentje, nu nog iets verder naar het westen achter de volgende puindam. Het water was al zo laag dat er bijna geen water meer in de geul stond. Daarom besloten we deze huiler in een grote witte canvas zak – zo eentje waar bouwbedrijven zand en grind in vervoeren – wat meer in de richting van de zeehonden te brengen.
Zeshonderd meter oostwaarts droegen we hem tot waar het geultje van de puindam samenkomt met de geul van de “Binnenzee” ten noorden van de stuifdijk. De laatste vijftig meter lag bezaaid met kokkelschelpen. Om half elf, net toen het pal laag was, zagen we vanaf de toren, hoe deze huiler weer uit het water kwam en de zandplaat op hobbelde, over de kokkels heen, en uiteindelijk bleef liggen waar de kokkels ophielden en de zandbodem begon. Om kwart voor vijf zou het weer hoog water zijn, en we hoopten dat hij dan zelf weg zou zwemmen of dat er misschien een moederzeehond hem op zou komen halen. Om een uur of één lag hij daar nog, en begon het vloedwater al weer de geul in te stromen. De plaat liep langzaam onder. Toch even goed opletten wat hij zou gaan doen als het opkomende water hem zou bereiken. Verder de zandplaat ophobbelen, of juist gaan zwemmen?
Ineens, om twintig voor twee, duikt er een kop van een grote zeehond op, in de geul achter hem. Zou dat zijn moeder zijn ? Er staat nog maar weinig water in die geul, maar de grote zeehond zwemt door. Komt even later toch weer terug. Zou hij of zij die huiler zien? Na een minuut of vijf hobbelt de grote zeehond de kant op, richting huiler. Nadert hem tot zo’n tien meter. Snel even een fototoestel halen om dit vast te leggen. Weer boven op de toren gekomen met het fototoestel in de aanslag blijken beiden verdwenen te zijn. Tien minuten later kruipen bij de oostpunt van Rottumerplaat
waar veel andere zeehonden met jongen liggen, een moeder met jong de kant op. Dat moeten ze zijn. Wat een opluchting. Dit is toch heel wat beter dan naar een opvang gebracht te worden.
Het is 19 juni. Broeierig weer. Voor het eerst echte warmte uit het zuiden. Gisteren ook ineens weer gierzwaluwen rond onze toren. Huiler nr. 3 meldt zich, om 7.50 uur, bij dezelfde strandpaal. Die schijnt toch een magische aantrekkingskracht op huilers te hebben. Zou het zo zijn dat die jonge zeehondjes met hun ontroerende bolle ogen zo’n grote paal aanzien voor een moederdier, en daarom daar naartoe hobbelen? De zilvermeeuw zit er bij hoog water ook graag op, loerend naar eidereendenkuikens die zich te ver van hun moeders wagen. Het ging al twee uur af, maar bij de puindam stond nog voldoende water. In onze witte zak daar naar toe gesleept en in het water weer losgelaten. Zwom meteen onder water weg. Eerst tegen de stroom in, maar met enkele snelle passen dwongen we hem om te keren en met de stroom mee te zwemmen naar de plaat waar alle zeehonden liggen.
Dat het niet altijd goed afloopt met die jonge zeehonden die hun moeder kwijtraken, zagen we in het weekend van 22 en 23 juni. Er lag een dood zeehondje, aangevreten door meeuwen. Hier op Rottumerplaat gaat niets verloren. Op maandag 24 juni net als de “ms Harder” ons weekendbezoek weer komt ophalen, liggen er weer twee zeehondjes bij de puindam. Nu de “Harder” hier toch is, gaan deze twee mee naar de opvang.
Op 4 juli vonden we langs de Binnenzee weer een dode jonge zeehond, met een nog levende huiler ernaast. Die levende toch maar weer wat dichter naar de oostpunt gebracht, omdat het juist laag water was, en opnieuw bij de plek waar de twee geulen samenkomen losgelaten. Daarna vanuit de toren op zo’n 600 meter afstand gekeken wat er gebeurde. Daar vandaan was hij eerst helemaal niet te zien. Even later bleek hij op de zuidoever uit de geul gekropen te zijn en naar een grote mantelmeeuw toe te hobbelen. De verhalen hoe grote mantelmeeuwen van deze hulpeloze huilers de ogen uitpikken en hen dan opeten zijn bekend. Maar deze huiler ziet waarschijnlijk alleen maar iets groots dat wellicht zijn moeder zou kunnen zijn en hobbelt daar recht op af. De grote mantelmeeuw schudt wat met zijn veren, en is kennelijk wat in verwarring door dat wezen dat recht op hem af komt hobbelen. Hij draait zich om en loopt weg, waarbij zijn veren door de wind opwaaien. De huiler hobbelt achter de grote mantelmeeuw aan, die uiteindelijk het zekere voor het onzekere neemt en wegvliegt. Een uurtje later ligt de huiler op de rand van de geul en heeft gezelschap gekregen van eidermoeders die wat om hem heen zitten. Een stuk of tien. Als het water opkomt, hopen we dat er ook weer een volwassen zeehond langs zal komen zwemmen, maar dat gebeurt dit keer niet. De huiler zwemt uiteindelijk de geul over, kruipt daar weer een wat hoger gelegen zandplaat op, en hobbelt dan naar twee andere eidermoeders toe, die wat schichtig voor hem uit weglopen, terwijl hij ze blijft volgen. Uiteindelijk gaat hij weer zwemmen naar een nog wat hoger gelegen zandplaat en hobbelt omhoog. Door de vloed loopt ook die weer onder, en het is maar de vraag hoe het met deze huiler gaat aflopen.
Zinloos geweld
De eidereendenkuikens zijn inmiddels zo groot, dat je door de telescoop soms goed moet kijken om ze nog te kunnen onderscheiden. Het zijn er wel steeds minder. Op 17 juni waren we ineens getuige van een woeste aanval van een bergeend op een groep eiders met kuikens. De bergeend stortte zich vliegend op een zwemmende eidereendenmoeder die haastig onderdook. Kennelijk vond die bergeend dat dat groepje eidereenden in zijn voedselterritorium zwom, maar het kwam op ons over als “zinloos geweld”. Onderling kunnen bergeenden soms ook heftig vechten, waarbij ze elkaar met de snavel vasthouden en er stevig met hun vleugels op los meppen. Toen hier nog rotganzen zaten, hebben we zelfs een keer gezien hoe zo’n bergeend een zwemmende rotgans te grazen nam. En dat voor zo’n keurig uitziende eend. De bergeenden broeden vooral in konijnenholen, en leggen veel later dan de eidereenden. Alleen op 9 juni hebben we 3 kuikens van bergeenden gezien zonder ouders. Hoe de andere bergeenden het broeden dit jaar vergaat is ons nog niet duidelijk.
Dat het broeden elders ook al deels voorbij is, blijkt uit de toename van de aantallen wulpen en kapmeeuwen hier op Rottumerplaat. Voor hen is de terugreis na het broedseizoen al weer begonnen.
Ook hoorden we al weer een groenpootruiter, en kunnen de grauwe ganzen die hier heel stiekem geruid hebben nu alweer vliegen. Ons seizoen vliegt ook voorbij. Verkeerspost Schiermonnikoog waarschuwde zojuist weer voor windkracht 6 uit het ZW voor district Rottum.
Bart en Doortje Ebbinge-Dallmeijer
geef een reactie
Bird news from Rottumerplaat desert island | Dear Kitty. Some blog
[…] our previous blog post we already noted the growing numbers of curlews and black-headed gulls, and that process has been […]
Wil Snel
Weer een prachtig verhaal. Het is wel Darwin aan den lijve daar!
Jan Kramer
Met zeer veel genoegen gelezen, Bart & Doortje!
Jullie zullen de Rottumerplaat vast gaan missen, als je weer op de vaste wal zit. Misschien om af te kicken thuis een dummy marifoon in de woonkamer?
Freonlike groetnis, Jan.
marjan wittermans
Vaak een glimlach bij dit verslag. Prachtig om te lezen hoe jullie de jonge zeehonden op weg helpen. groet van Marjan
Brent geese migrate to the Arctic | Dear Kitty. Some blog
[…] Rottumerplaat birds and seals: here. […]
Jan NIjland
Prachtverslag
Met veel plezier gelezen
Met zicht op een goudvink, uiteraard altijd met vrouwtje aan zijn zijde, een groet
Jan Nijland