Sleedoornpage, een zeldzame hoogvlieger
Stroomdalgraslanden met sleedoornstruweel en her en der verspreid staande solitaire bomen vormen het ideale leefgebied voor de Sleedoornpage. In het Vechtdal hebben we nog een aantal van deze gebieden zoals het Arriër- en Junnerkoeland maar ook de Houtprathoek in Beerze. Het is een vrij zeldzame standvlinder die langzaam maar zeker uit het buitengebied dreigt te verdwijnen en zich terugtrekt naar de bewoonde omgeving.
Dit heeft te maken met zijn leefwijze. De Sleedoornpage is voor haar voortbestaan afhankelijk van jonge Sleedoorntakken om haar eitjes af te zetten. De Sleedoorn wordt dan ook de waardplant genoemd. Als de eitjes zijn uitgekomen voeden de jonge rupsen zich met bladknoppen en later de bladeren. Rond juli verpoppen de rupsen zich in de strooisellaag om eind juli begin augustus zich te storten op het liefdesspel! De mannetjes verzamelen zich rond de kruinen van vrijstaande bomen en voeden zich met honingdauw. De vrouwtjes sluiten zich kort daarna aan en de paring vindt op hoog niveau plaats. Na de paring dalen de vrouwtjes af op zoek naar jonge Sleedoornloten om de eitjes af te zetten. De vrouwen vullen hun energiebehoefte aan met nectar uit Konningingenkruid en Gulden roede en zijn daar dan ook te spotten. De mannen blijven op hoog niveau dwarrelen rond de ontmoetingsboom.
Achteruitgang
Hoewel de stroomdalgraslanden in het Vechtdal een ideaal leefgebied vormen, zien we toch een kleine achteruitgang. Voor het Sleedoornpage geldt met name dat er voldoende ei afzet mogelijkheden moet zijn. Dus jong Sleedoornstruweel. Sleedoorns worden niet erg graag gegeten door runderen vanwege de doornen. Konijnen eten ze wel graag. Echter is de konijnenstand de laatste jaren door de vele ziektes ook hard achteruit gegaan. Nu treffen we de ei-afzettingen met name aan op de worteluitlopers.
Boswachter ecologie
De boswachters ecologie en hun vrijwilligersnetwerk houden constant de ontwikkelingen van onze gebieden in de gaten. Met hun kennis en gegevens kunnen wij indien nodig adequaat bijsturen. Donderdag 1 februari was de Houtprathoek aan de beurt en werd geïnventariseerd door twee boswachters van Staatsbosbeheer samen met Secco van de Vlinderstichting.
Wendy de Vroome, boswachter ecologie vertelt; “We zoeken naar witte stippen op de jonge struiken of worteluitlopers van de Sleedoorn. De eitjes zijn erg klein, maar een paar millimeter. Het lijkt wel zoeken naar een speld in een ‘Sleedoornberg’ zou je denken! Maar dat valt wel mee. Na de eerste twee eitjes te hebben gevonden, zit je er helemaal in. De ronde witte stipjes vallen ineens veel meer op. Wat het alleen moeilijk maakt is dat ze niet allemaal spierwit zijn, maar sommige ook wat groenig. Dat komt door de algen die erop zitten. Het kleinste Sleedoornstruikje waar we eitjes op gevonden hebben was ongeveer 30 cm hoog. Daarvoor moet je natuurlijk wel even op de knieën” zegt ze lachend.
Wendy vroeg zich af; “Zou de vlinder nooit zijn vleugels op de doornen spiesen? Want ja zo’n struik met alleen maar dorens is niet niks voor een vlinder met zulke tere vleugels! Zelf heb ik me al diverse keren geprikt aan die scherpe punten van de Sleedoorn”
De boswachters sloten de dagtelling af met ruim 100 getelde eitjes. Het recordaantal gevonden eitjes op een struik was vijf. Gelijk aan het aantal blaadjes van de Vechtanjer!
geef een reactie