De innige relatie tussen vogel en leefomgeving in beeld
We zien vogels komen en gaan, terwijl de ene soort in groten getale in het gebied te vinden is, blijft de ander een tijdlang weg. Deze fluctuatie is goed terug te zien in de jaarrapportage die onlangs is verschenen. Deze jaarlijkse monitoring biedt ons inzicht in de ontwikkeling van het vogelleven en geeft ons houvast in het beheer van de Oostvaardersplassen. In dit blog geef ik duiding aan de ontwikkeling van het vogelleven en hoe dit samen hangt met de omstandigheden in het gebied. Het onderliggende inzicht verklap ik alvast: Je kunt het in een dynamisch moeras-ecosysteem als de Oostvaardersplassen niet elke vogelsoort op hetzelfde moment naar de zin maken.
Inzicht in trends
Met de maatregelen die we nemen in de Oostvaardersplassen creëren we de voorwaarden waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk hun gang kunnen gaan. Twee sleutelprocessen voor het gebied zijn waterpeildynamiek en begrazing door grote grazers én kleine grazers als ganzen die tijdens de rui riet begrazen in het moeras. Met name de grote verschillen in waterstanden van de afgelopen jaren laten de afhankelijkheid van bepaalde vogelsoorten van waterpeildynamiek zien. Deze trends worden door onze monitoring mooi inzichtelijk gemaakt en jaarlijks aan het eind van het jaar gepresenteerd in een jaarrapportage waarin ook de gebiedsontwikkeling wordt meegenomen en wat er dat jaar gebeurd is op het gebied van recreatie, communicatie en educatie. Deze jaarrapportage is online te vinden.
Waterstand is een veelbepalende factor
Vogels die sterk reageren op de waterstand zijn onder andere zilverreigers, lepelaars, kiekendieven en rietzangers en verschillende soorten eenden zoals ons kleinste eendje, de wintertaling. Op dit moment is het water in moeras laag door de moerasreset. De blauwborst, een bijzonder kleurrijke moerasbewoner, maakt haar nest op de grond, verstopt tussen de vegetatie, en profiteert daarom van de vrijgekomen droge grond. Lagere waterstanden zijn ook heel gunstig voor bepaalde eendensoorten. Door de lagere waterstanden kunnen pionierplanten als beklierde duizendknoop en veerdelig tandzaad de vrijgekomen grond innemen. Deze planten produceren veel zaad waar een soort als de wintertaling massaal op afkomt, we telden in de winter tienduizenden van dit prachtige eendje. Lagere waterstanden creëren ook op grote schaal zeer ondiep water en slikkige randen waar soorten als bergeend en slobeend juist op afkomen, zij vinden in dit ondiepe water hun eten. Het droogleggen van het moeras maakt dit gebied ook toegankelijker en geschikter voor edelherten als foerageergebied. Waar de bruine kiekendief voor haar broedsucces last heeft van de toegenomen betreding en het opener worden van de rietvegetaties door edelherten, heeft de porseleinhoen hier juist weer profijt van. Zij geeft de voorkeur aan meer open rietvegetaties waar ruimte is voor andere plantensoorten die andere insecten aantrekken die als voedsel dienen voor deze soort.
Wat valt er te verwachten na de moerasreset?
Wanneer het riet zich na een succesvolle moerasreset heeft uitgebreid en we het waterpeil weer laten stijgen en mee laten bewegen met de veranderingen in neerslag en verdamping, is het westelijk deel van het moeras weer fantastisch leefgebied voor de moerasbewonende vogels. De roerdomp zal zich hier weer laten zien als broedvogel. Ook al valt dat nog tegen, het zien van een roerdomp is niet zo makkelijk, het verenkleed is volledig aangepast aan dit habitat en valt tussen het riet nauwelijks op. Eén van de grote succesverhalen van de Oostvaardersplassen, de Grote zilverreiger, zal ook weer terugkeren naar het westelijk deel van het moeras. Samen met de Lepelaar had deze koloniebroeder hier een veilige haven gevonden in het geïnundeerde riet. Zolang er namelijk water staat tussen het riet, vinden vossen het moeilijk om bij de nesten komen. Het moeras werd echter bereikbaar voor deze predator bij zeer lage waterstanden in het broedseizoen zoals dat tijdens de eerste (1987-1992) en huidige moerasreset plaatsvond/vindt, maar ook in jaren waar zeer weinig neerslag viel en als gevolg daarvan lage waterstanden optraden zoals in 1996 of 2018. Vanwege de lagere waterstanden in het westelijke deel van het moeras heeft de Grote zilverreiger zich in de laatste jaren verplaatst naar het oostelijke deel van het moeras, waar het waterpeil niet is verlaagd. Hier broedt ze nog met 100 paar in de bomen. De Lepelaar kon hier niet naar uitwijken en heeft sindsdien niet meer gebroed in het gebied en heeft zijn broedkolonie verplaatst naar de dam voor de Bataviahaven in Lelystad. Samen met kiekendieven zullen deze koloniebroeders weer volop gaan in dit deel, zoals dit ook na de eerste moerasreset van 1987-1992 gebeurde. Wat zal ik genieten van het geluid van (meer) kwetterende jonge lepelaars die bedelend achter de ouders aan scharrelen voor voedsel.
Het gebied staat niet op zichzelf
De geschiktheid van de Oostvaardersplassen hangt voor bepaalde vogelsoorten samen met de omstandigheden om het gebied heen. Zo is de blauwe kiekendief afhankelijk van het voedselaanbod buiten de Oostvaardersplassen. Deze blijkt onvoldoende te zijn om zich als broedvogel in de Oostvaardersplassen te handhaven. Ook de Aalscholver vindt voedsel buiten het gebied, hij vist in het Marker- en IJsselmeer. Daar is het voedselaanbod flink afgenomen waardoor de broedkolonie is afgenomen van 8400 paar in 1992 tot 11 in 2023.
Slapen, eten en weer door
Om ons beheer effectief uit te kunnen voeren, monitoren wij verschillende zaken zoals waterstanden, vegetaties en vogels. Op basis hiervan kunnen wij een ‘vinger aan de pols’ houden en kunnen we gerichte keuzes in het beheer maken als dat nodig blijkt. Bij de vogelmonitoring moeten wij vogels kunnen waarnemen en dat gebeurt bij de grotere soorten vooral op zicht en bij sommige zangvogels ook op geluid. Deze tellingen worden dan ook overdag gedaan. Dit betekent dat sommige soorten niet goed in beeld zijn zoals blijkt uit slaapplaatstellingen van ganzen en zwanen van SOVON. Op basis van deze slaapplaatstellingen weten we dat we tienduizenden ganzen niet meenemen in de bestaande monitoring. Zo wordt de Oostvaardersplassen door 20.000-60.000 kol-, brand-, grauwe-, en rietganzen als slaapplaats gebruikt. Deze zogenaamde ‘slaap’-ganzen overnachten in het moeras of de ondergelopen graslanden en vertrekken bij zonsopkomst naar andere gebieden om voedsel te zoeken, waardoor ze tijdens onze monitoring niet meer in het gebied aanwezig zijn en dus niet worden meegeteld. Dit betekent overigens niet dat er in het gebied zelf geen ganzen zitten. Naast de ganzen die alleen maar overnachten zijn er ook ganzen die niet buiten het gebied gaan foerageren maar overdag in de Oostvaardersplassen blijven om te grazen. Het gaat dan nog steeds om tienduizenden ganzen die aan het eind van de winter in april kunnen oplopen tot soms 40.000. Dit zijn dan vooral brandganzen die zich in april-mei op de graslanden van de Oostvaardersplassen verzamelen om half mei in één keer massaal op te vliegen naar hun noordelijke bestemmingen in Scandinavië, de Baltische staten en Nova Zembla, zoals onlangs is vastgesteld met behulp van zenderonderzoek.
Natuurlijk systeem met dynamiek
Ik heb hier nu van een paar soorten iets laten zien, maar dan blijven er nog vele andere vogelsoorten over waarover een hoop gezegd kan worden. De Oostvaardersplassen blijft van onschatbare waarde voor een scala aan vogels en ik hoop na de moerasrest de trends voor bepaalde vogelsoorten weer in een stijgende lijn te zien gaan. Natuurlijke moeras-ecosystemen zijn dynamische gebieden, en door deze dynamiek ook in de Oostvaardersplassen te brengen zal het gebied meer als een natuurlijk systeem kunnen functioneren. Door de dynamiek zullen de omstandigheden, zoals we hierboven hebben gezien, niet altijd voor alle vogelsoorten optimaal zijn. Maar over de seizoenen en de jaren heen, zullen er voor bepaalde soorten altijd optimale momenten zijn waardoor op de langere termijn gemiddeld voor alle soorten het gebied iets te bieden heeft. Dat is waar we ons in dit gebied voor inzetten.
geef een reactie