Veel gevederde vrienden
Ook dit voorjaar wordt er weer druk geïnventariseerd. In het voorjaar, zoals nu, gaat het dan vooral om de aanwezigheid van vogels in het moerasgebied (het zogenaamde binnenkaadse deel). Het leek me leuk om eens een klein overzichtje met jullie te delen van wat door de medewerkers van Bureau Altenburg en Wymenga in de eerste 14 dagen van deze maand is gezien. Geen eindeloze opsomming, maar gewoon een paar fraaie en leuke waarnemingen.
Een deel van de ruiende grauwe ganzen foerageerde de afgelopen dagen een deel van de dag op of direct langs de kade rond het moeras, vooral op plaatsen waar het riet tot aan de kade begraasd is. Buiten het moeras zijn deze ruiers kwetsbaar voor vossen. De ganzendie als eerste in de rui kwamen kunnen alweer vliegen. Zij verblijven meestal verder van de kadesloot, maar blijven nog wel in het gebied.
De porseleinhoentjes zijn waarschijnlijk aan hun tweede broedsel begonnen. Net als in andere jaren volgde op een roeppiek in april (die dit jaar met één roepende vogel heel miniem was) een roeppiek in juni. De afgelopen dagen werden op drie verschillende locaties porseleinhoentjes gehoord. Ook hebben mensen van de Vogelwacht een roepende vogel gehoord langs de Oostvaardersdijk.
De roerdompen riepen op zeven en acht juni nog af en toe. Enkele keren per dag is er een voedselvlucht van roerdompen waargenomen.
Op 15 juni was er op de kade een groep van 15 raven, waarvan enkele exemplaren een halfwas jong van de grauwe gans doodpikten en begonnen op te vreten. Het leek een pul in een slechte conditie, die ook zonder predatoren een geringe kans op overleving had. Even later werden op meerdere verschillende locaties raven gezien die aan een ganzenpul vraten. Of al deze ganzen door raven zijn gedood, is niet duidelijk. Overigens waren er de afgelopen dagen opmerkelijk veel dode ganzenpullen in de randzone, vooral in de omgeving van de kade.
Op 14 juni, een tamelijk windstille dag, is er een kanotocht gemaakt over de Grote plas. Op de slibophopingen van de oeverwal in ontwikkeling langs de Grote plas zijn broedparen vastgesteld van steltkluut (3-4), kluut (ca. 10-15), kleine plevier (3), kievit (waarschijnlijk enkele tientallen, veelal vliegvlugge jongen) en kokmeeuw (ca.80, inkolonie).
Al met al toch goed om te zien dat ook soorten waarvan vaak wordt aangenomen dat zij zich slecht kunnen handhaven hier blijkbaar toch een goed onderkomen vinden.
geef een reactie