“Als het goed weer is, ben ik weg”
Hij heeft niet veel nodig. Een mengsel van stroop, suikerwater, rot fruit en wat wijn en een kwast om op de bomen te smeren. Een wit laken en een lamp. Pikdonkere omstandigheden, liefst zonder maan, een nachttemperatuur boven de 4 graden in de winter en boven de 13 graden in de zomer. Als het helemaal perfect is, nog een klein beetje miezerregen. Dan zitten er meestal veel vlinders op de smeer. Oh, en natuurlijk zijn opschrijfboekje en een potlood. Onder die ideale condities voelt vrijwilliger Johan altijd wat spanning. “Ik denk vooraf altijd, wat zal er vanavond op mijn pad komen?"
Fascinatie
Als klein jongetje was Johan al gefascineerd door nachtvlinders. “Ik was nog maar een menneke en toen zat ik al in de heg,” zegt hij lachend. “Maar geef toe: de complete verandering van rups naar vlinder is toch geweldig? Dat elke vlinder zijn eigen biotoop en leefomstandigheden heeft, vind ik prachtig. Dagvlinders zijn mooi, maar qua aantal soorten spant de nachtvlinder de kroon. Daarom ben ik meer in nachtvlinders geïnteresseerd.” Inmiddels is hij al 30 jaar aan het ‘nachtvlinderen’ en kent hij van zo’n 400 nachtvlinders de Latijnse naam uit zijn hoofd. Toen hij nog als ICT-er werkte, was de gelegenheid er minder. Maar sinds Johan niet meer werkt, is hij twee tot drie keer per week ’s nachts in het bos te vinden. Op zoek naar nachtvlinders. Op 20 februari jl. zag hij, nog nooit zo vroeg in het jaar, maar liefst 17 verschillende soorten en in totaal 301 vlinders. Het gemiddelde in deze tijd is de helft van de soorten en aantallen.
Vlinderen is hard werk
Hoe gaat dat precies in zijn werk? “Nachtvlinders komen af op licht of op een zoete geur, iets dat aan het gisten is. Ik gebruik daarom twee manieren om vlinders te lokken: ik zet een stelling neer met een wit doek en een lamp, en ik smeer een paar bomen in met een zoet mengsel of rottend fruit. Ik start als het begint te schemeren. Dan zet ik alles op. Vervolgens is het wachten. En de route regelmatig af lopen. In de zomer kun je zo tussen de 140 en 150 soorten tegenkomen. Die noteer ik allemaal. We grappen wel eens tegen elkaar dat het soms net op werken lijkt.”
We? “Ik ben soms alleen, maar regelmatig gaan er collega’s mee. Ted (boswachter beheer) vergezelt me vaak. Ik ben van de vlinders, hij is van de vliegjes en de kevers en alle andere insecten. Ook de boswachters ecologie van het beheerteam West-Brabant sluiten soms aan. Je kunt het alleen niet te vaak doen. Dat verstoort je dag- en nachtritme dusdanig dat je je dan net een zombie voelt overdag. Het beheerteam is daarom blij met mijn werk; ik geef hen waardevolle informatie.”
De nacht is magisch
Johan heeft een vergunning van Staatsbosbeheer om na zonsondergang in het bos te mogen zijn. Hij is vooral actief in de gebieden rondom Strijbeek, ’t Merkske en Lange Gooren en Krochten. “Vooral Strijbeek en ‘t Merkske zijn prachtige diverse gebieden. Heide, bos, kruidenrijk grasland, bloemenweides; fantastische habitats voor nachtvlinders. Ik vind het mooi dat ik er de komende jaren mag monitoren om eventuele veranderingen te zien.”
Is het niet eng, in je eentje in zo’n donker bos? “Welnee. Natuur heeft ‘s nachts iets magisch. Alles komt tot leven: bosuilen, reeën, vossen of vleermuizen die proberen een van ‘mijn’ vlinders te verschalken. Op de Veluwe heb ik het zelfs een keer meegemaakt dat er een wild zwijn aan mijn smeersel stond te likken. En in de Biesbosch zat er een bever naast het laken een beetje verbaasd te kijken. Ik vind het wel leuk als er iemand mee gaat. Bijvoorbeeld samen in poeltjes op zoek gaan naar kikkers en salamanders. Of tussen de planten zoeken naar rupsen. Die kennisuitwisseling onder elkaar, daar houd ik van. Ondanks dat ik bij de nachtvlinders Obsidentify niet meer hoef te gebruiken, ben ik nooit uitgeleerd.”
geef een reactie