Landverhuizers
Het Lauwersmeergebied geniet internationale bekendheid onder vogelliefhebbers; er is altijd wel iets te zien, van de indrukwekkende Zeearenden tot wolken steltlopers tijdens de voor- en najaarstrek. En zo nu en dan een uit de koers geraakte zeldzame dwaalgast die hier even op adem komt, achtervolgd door een horde fotografen.
Het is een relatief jong gebied, ontstaan na de afsluiting van de Lauwerzee in 1969. Vanaf dat moment was er abrupt geen getijdenwerking meer, geen aanvoer van zout zeewater en de Lauwerzee werd het Lauwersmeer. Verrassend snel maakte het zoute water plaats voor zoet water: regenwater aangevoerd uit Friesland, Groningen en Drenthe. Het eerste gevolg was dat alle ‘zoute’ bodemleven afstierf en het gebied werd geplaagd door een indringende rottingslucht. Daarna begon de ‘successieklok’ te tikken; het proces van natuurlijke opeenvolging.
Eerst werden de, nu permanent drooggevallen, platen gekoloniseerd door zogenaamde ‘zoutminnende’ pionier planten als zeekraal, engels slijkgras, lamsoor, zeeaster enzovoort. Het zout in de bodem nam, met elke regenbui, langzaam maar zeker steeds verder af door uitspoeling en daarmee verdwenen ook de meeste ‘zoutminners’.
Hun plaats werd steeds meer ingenomen door planten die juist in ‘zoetere’ omstandigheden gedijen. In de nattere delen van het gebied ontstonden uitgestrekte rietvelden en op de hogere delen kruidenrijke ruigten en wilgen- en berkenbosjes. Dit zeer gevarieerde weidse landschap levert een keur aan biotopen voor allerlei verschillende (groepen van) vogels, elk met hun eigen specifieke wensen. Het werd wat het nu is; een waar vogelparadijs op vroegere zeebodem.
Maar de successie gaat verder en een steeds groter deel van het Lauwersmeergebied verandert in bos. Op zichzelf is dat niet erg maar het gebied wordt zo wel steeds eenvormiger en zal uiteindelijk aan veel minder soorten vogels een plaats bieden. Om de ‘verbossing’ af te remmen zet Staatsbosbeheer extra hulptroepen in, in de vorm van runderen (Schotse Hooglanders) en paarden (Koniks).
De kudde begon met een bescheiden 25 koeien om voorzichtig te proberen voor hoeveel dieren er jaarrond voedsel zou zijn. Inmiddels voorkomen circa 500 Hooglanders en 200 Koniks, al grazend, dat het hele gebied veranderd in bos. Elk jaar worden er kalveren en veulens geboren en als er niets zou gebeuren zou de kudde te groot worden. Daarom gaat er jaarlijks een deel van de dieren uit het gebied.
Meestal gaan ze dan naar de slacht en leveren ze een laatste dienst in de vorm van natuurvlees. Maar soms ‘verhuist’ een aantal dieren naar een ander gebied. Dit jaar is er zelfs een groep Lauwersmeerse Hooglanders geëmigreerd naar Slovenië. Daar begrazen ze nu een Sloveens natuurgebied.
De Sloveense collega’s stuurden ons een paar foto’s. We zien een bergachtig landschap met daarin ‘onze’ Hooglanders, inclusief gele oorflappen, wat onwennig, ja bijna verbaasd, in de lens van de camera kijkend. Hen staat een vrij leven te wachten in een mooie, woeste omgeving maar ze kunnen er tegen; het zijn oersterke dieren.
Wie weet denken ze nog eens met weemoed terug aan het platte, natte Lauwersmeergebied!
Boswachter Jaap Kloosterhuis
geef een reactie
Staatsbosbeheer
Hallo Erica,
Het beheer in de Oostvaardersplassen is iets heel anders dan in het Lauwersmeer. De dieren die daar lopen zijn betiteld als wild en hebben in die zin ook geen eigenaar. De grazers in het Lauwersmeer hebben de status van vee en worden door ons ook als zodanig behandeld. Oftewel; in het Lauwersmeergebied worden de dieren ingezet als ‘gereedschap’ om verbossing te voorkomen. In de Oostvaardersplassen (en alleen daar) wordt getracht een volledig natuurlijk functionerend evenwicht te laten bestaan. De meningen over de wenselijkheid van deze benadering lopen sterk uiteen. Het is ook een ingewikkelde discussie met veel nuances en gevoeligheden.
Jaap Kloosterhuis
Erica Hennekes
Vergelijk dit beheer en resultaten vogelstand eens met de Oostvaardersplassen. Ook een jong gebied met open water en moeras. In de OVP zijn praktisch alle bomen en struiken verdwenen en gaan (bijna) alle vogelsoorten er dramatisch op achteruit. Op de site staat nog “het belangrijkste broedgebied voor Lepelaars van West-Europa” als je echter in de jaarrapportage 2014/15 kijkt, zie je dat er nog slechts enkele broedparen over zijn. Dit aantalsbeheer van de grote grazers dmv verhongering heeft geen enkel voordeel, nut of doel, waarom binnen één organisatie (SBB) zo een verschillende aanpak van kuddebeheer?