Bomen van Betekenis #43 Geplant op Boomfeestdag
Op 20 november vond de Nationale Boomfeestdag plaats in Boswachterij Ruinen (Drenthe). Die dag is wat de naam zegt: het is de vrolijke aftrap van een nieuw plantseizoen die gevierd wordt met belangrijke gasten en vooral veel kinderen die een boom mogen planten. Het mooie is, voor even maakt het niet uit of je een BN’er of een Haagse bestuurder bent, op het moment van planten is iedereen een buitenmens.
Initiatief
De Boomfeestdag, die sinds 1980 zo heet, begon in 1957 als Boomplantdag. Het was in ons land professor Gijsbert Houtzagers die zich had ingespannen om zo’n dag in te stellen nadat de FAO (de internationale organisatie van de VN voor landbouw en voedsel) daartoe had opgeroepen in 1953. Aanleiding was het alarmerende tempo van de wereldwijde ontbossing. Houtzagers bemoeienis was professioneel (hij had ‘houtteelt en de bosbescherming van de gematigde luchtstreek’ gedoceerd in Wageningen), maar hij zal ook persoonlijk gemotiveerd zijn geweest. Zijn vader was boseigenaar (in Kootwijk) en Houtzagers groeide op met bomen.
In Amerika
Al vanaf het begin van de viering in Nederland was Staatsbosbeheer betrokken; het Landelijk Comité Boomplantdag werd bij Staatsbosbeheer ondergebracht. Wie in de geschiedenis duikt, vindt tal van eerdere boomfeestdagen dan die van 1957. Zo werden door Tilburgse kinderen in 1917 twee rijen eiken geplant bij Esbeek. Het was de beloning voor hun harde werk op school. Twee jaar later plantten Arnhemse kinderen berken in de oprijlaan van Kasteel Doorwerth (die verloren gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog). En in 1939 hielpen klassen bij de bosaanplant in de Wieringermeer.
De Verenigde Staten hebben een National Arbor Day, die heel klein begon in 1872 in wat toen nog het Nebraska Territory heette. Initiatiefnemer was politicus en journalist J. Sterling Morton. Hij miste in ‘zijn staat’ de schoonheid van de bossen uit de ‘oude wereld’ en het oosten van het land, daarnaast pleitte hij ook voor de aanplant van bossen omdat ze de wind breken, de bodem vasthouden, brandstof en bouwmaterialen leveren en schaduw verschaffen. Zijn uitspraak over de boomfeestdag is prachtig: ‘Other holidays repose upon the past; Arbor Day proposes for the future.’ Nou was ik in februari al (of beter: pas) op mijn eerste Boomfeestdag. Maar zoals ik toen opmerkte, eigenlijk was het Struikfeestdag omdat we de zoom van het bos inplantten. Voor de laatste Bomen van Betekenis mocht ik, met kinderen en Staatsbosbeheerders, een boom planten die nu dus van ons is. Tenminste zo voelt het. Wat het echt betekent om een boom te planten, schreef ik in een column die ik voordroeg:
BOOMFEESTDAG 2024
Ooit heette de nationale boomfeestdag ‘boomplantdag’ en ik heb daar een ietwat pijnlijke herinnering aan. Dat wil zeggen, niet aan de dag op zich, maar aan het feit dat die niet doorging nadat ik mij daar jarenlang op verheugd had. Op mijn lagere school, in de jaren zeventig, diep in Zuid-Limburg, mochten jaarlijks de vijfde-klassers bomen planten. Alleen, toen mijn jaar aan de beurt was, deed de schoolleiding niks. Ze sloeg een jaartje over. Ik herinner me die desillusie nog zó goed!
Maar wat zou dat nou geweest zijn, dat ik zo graag een boom wilde planten? Bossen genoeg in de omgeving, en van het grote Waldsterben als gevolg van zure regen, dat in het decennium daarna tot grote onrust zou leiden, had nog niemand gehoord. Dus ik had toen zeker niet het idee dat er een réden was om een boom te planten, om de Aarde te redden zeg maar. Terwijl er genoeg milieuproblemen waren in de wereld, drongen die nog niet door tot mijn onschuldige bestaan.
En tóch wilde ik een boom planten.
Echt jonge kinderen hebben hun eigen mythologie en alchemie, kijk maar hoe ze verrukt thee kunnen drinken uit lege kopjes, hoe ze een autotootje voortduwen en het geluid dat ze daarbij zelf maken voor dat van het voorwerp houden. De scheiding tussen het eigen ik en de omgeving is niet volledig. Pas later komt het besef van dode materie en levende materie, van dingen, planten, dieren en mensen. Het kind treedt de wereld binnen van de afspraken over wat alles ís. En wat daarvan afwijkt behoort tot het domein van de fantasie, van de dichters en dromers.
Natuurlijk, die kopjes wáren ook leeg, het autootje deed niks uit zichzelf. Maar in het benoemen van hoe alles heet op deze grote levende planeet, zijn we er ook niet wanneer we het daarbij laten. Dan is de boom de boom en klaar.
En toch is op die manier naar de wereld kijken heel diep verankerd in onze cultuur. Neem alleen al hoe we een van de meest fundamentele verschijnselen dat er is, de zwaartekracht, in een wiskundige formule hebben gevat: de gravitatiewet van Newton. Die natuurwet beschrijft de aantrekking door zwaartekracht tussen voorwerpen. Ze bevestigt ook hoe de beweging van de planeten verloopt. Newton wist heus wel dat zijn ontdekking briljant was, maar toch bleef hij tot zijn dood, meer dan dertig jaar later, verbouwereerd over het feit dat hij alleen een beschrijving kon geven van de werking van die zwaartekracht, maar geen antwoord had op wat die nou eigenlijk ís. En ook vandaag de dag hebben we dat niet. Maar in de loop van de geschiedenis werd Newtons vertwijfeling genegeerd en de wiskundige wet werd de plek gegeven van natuurkundige oorzaak, zoals eind negentiende eeuw al door historici is geconstateerd. Wat in feite gebeurde is dat de kaart verward is met het gebied. Maar de kaart is niet het gebied.
Gelukkig zijn er altijd óók wetenschappers geweest die dat doorhadden. Dat alles terugbrengen tot een formule of een beschrijving niet hetzelfde is als die zaken zélf. De filosoof en natuurkundige Alfred North Whitehead zei daarover:
‘Wanneer je alles van de zon begrijpt, en alles van de atmosfeer en van de draaiing van de aarde, dan kan het nog steeds gebeuren dat jou het glorieuze van de zonsondergang ontgaat. Er bestaat geen vervanging voor de directe waarneming van de daadwerkelijke gebeurtenis.’
Reduceer de boom dus niet tot zijn stam, kroon en wortelgestel, of zelfs tot zijn cellen. Want dan mis je iets wezenlijks.
Deze column is zeker geen pleidooi tegen de wetenschap. Het zijn juist de onderzoekers die ons tot aan de rand van iets miraculeus voeren. Kijk bijvoorbeeld naar het feit dat bomen niet zomaar afhankelijk zijn van het klimaat. Voor een deel máken ze ook het klimaat.
Het is nu heel hip om het over de ondergrondse schimmelnetwerken te hebben waarmee bomen in verbinding staan en waarmee ze in symbiose leven. Dat wil zeggen dat voor hun voedselvoorziening die bomen en schimmels van elkaar afhankelijk zijn. En kijk je dieper, dan kom je erachter dat je niet altijd kunt zeggen waar de boom ophoudt en het schimmelnetwerk begint.
En dan is er nog al dat andere leven dat bomen mogelijk maken, maar dat die bomen op hun beurt ook weer nodig hebben. Denk daarbij aan de gaaien die zich voeden met bijvoorbeeld eikels en tegelijkertijd zorgen voor de verspreiding van die vruchten waardoor de eik zich voortplant.
Nu las ik vele honderden gedichten over bomen, op zoek naar een regel die uitdrukking geeft aan wat ik zelf wil zeggen. Dat was een fijne tocht door de literatuur, maar ook weer niet helemaal bevredigend. Schitterend is het natuurlijk wanneer Hans Andreus ziet hoe een boom naar de hemel reikt en in de aarde wortelt en dan schrijft:
Want een boom,
Een boom is een bruiloft.
Maar ik wilde nog iets meer. En vond dat niet in een gedicht, maar in de titel van een bundel met boompoëzie die Paul Geerts samenstelde. Hij schreef:
Een boom is meer dan er staat.
Dat is het! En zonder het uit te leggen, zit daarin ook het antwoord op die vraag waarom ik als kind zo graag een boom wilde planten. Wie een boom plant, wordt deel van een wonder.
geef een reactie