Bomen van Betekenis #42 Natuur en cultuur verweven in de Maasheggen
Tien jaar geleden was ik voor het eerst en het laatst in het Maasheggengebied, in het oosten van Brabant. Ik schreef toen een impressie (zie linkje onder dit stuk) en het ging niet zozeer over daadwerkelijke kennis van de streek. Nu is dat anders en leer ik over de Maasheggen van boswachter beheer Gert van Duuren die mij het deelgebied De Bergjes, bij Boxmeer, laat zien.
Veel verdwenen
Ooit was er sprake van zo’n 20.000 hectare met Maasheggen, in de strook langs de rivier van Cuyck tot Maashees. Daar is nu 2000 hectare van over. Daarnaast zijn er ook nog relicten in Limburg en Gelderland. Dat er zoveel heggen verdwenen, heeft te maken met het verlies van hun oorspronkelijke nut in de landbouw. De heggen hadden twee primaire functies: ze dienden als afbakening van bezit en waren veekerend. Een boer kon zo dus zijn wei afbakenen, waarbij het duidelijk is dat voor schapen de heg fijnmaziger moet zijn dan voor koeien of paarden. Dat zo’n heg ook vruchtbaar slib inving wanneer de Maas buiten haar oevers trad, was een bijkomend voordeel.
Door de komst van prikkeldraad (‘puntdraad’, een oudere uitvinding maar massaal beschikbaar na de Tweede Wereldoorlog) werden de heggen, die arbeidsintensief zijn qua onderhoud, overbodig. Veel heggen werden ook opgeruimd tijdens de schaalvergroting in de landbouw. Wat er wel bleef staan, werd soms slecht onderhouden en raakte in verval. Ook gingen heggen eraan als gevolg van kleiwinning en het kwam ook voor dat delen opgeofferd werden in de strijd tegen bacterievuur.De Weitjes
Bij de oorspronkelijk aanleg van de heggen ging het vaak om kleine percelen, zoals Gert laat zien bij De Weitjes: smalle stroken grasland zijn hier aan alle zijden omzoomd met heggen. Aan de overzijde van de weg, liggen grotere stukken, maar ook die hebben heggen. Het effect is ronduit labyrintisch, zeker wanneer we door het hek gaan en De Weitjes betreden. Voor ik daar iets over zeg; eerst iets over die typische hekken die we hier overal zien. Ze worden Maashekken genoemd en in een lokale smederij gemaakt. Met klinknagels; een stuk vakmanschap dat het oog pleziert. Op het hek hier moet de naam nog worden aangebracht (Gert bedacht ‘De Weitjes’, het is geen historische naam, maar wel een toepasselijke). Het Waterschap stelt als eis aan de hekken dat ze de doorstroming van het water niet mogen belemmeren, vandaar dat hun raster niet al te dicht is
Herfstbeeld
Je hoort altijd dat je de streek moet bezoeken in het voorjaar wanneer de meidoorn en sleedoorn bloeien (die volgen elkaar op) of juist in de winter; dan zie je het skelet van al die heggen zo mooi. Maar ik ben heel gelukkig met het herfstbeeld nu in De Weitjes. Het is wat grauw, waartegen alles zo fraai afsteekt: het vele groen dat er nog is, hazelaars in het geel, net als de Spaanse aak maar die laatste net wat feller, het diepe rood dat al wat naar zwart neigt van de meidoornbessen maar bovenal de luister van de wilde kardinaalsmuts. De knotwilgen zijn al kaal, de essen vertonen een enorme variatie, van bijna nog vol in blad tot een louter silhouet van takken. Wellicht heeft dat te maken met de essentaksterfte, maar dat weet je pas zeker in het voorjaar wanneer de bomen al dan niet uitlopen. Het is nogal wat om te bedenken dat al dat schoons er is omdat het vroeger gebruikt werd. Snoeiafval van de heggen en de bomen die erin staan, bestond niet: alles deed op z’n minst dienst als brandhout. Vaak werd dat samengebonden tot takkenbossen (mutserds of mutsaards genoemd). Waarbij, zo vertelt Gert, zo’n partij van de Spaanse aak het beste aanmaakhout leverde.
Daarnaast verschaften de essen hout dat veerkrachtig is maar nauwelijks breekt en dat dus geschikt is voor stelen van gereedschap. Wilgentenen zijn ideaal voor allerlei vlechtwerk en ik weet niet of het hier in de streek ook werd toegepast, maar het harde hout van de kardinaalsmuts is uitstekend om spintollen en breinaalden van te maken. Hazelnoten kon je natuurlijk oogsten en met sleedoorn werden alcoholische dranken op smaak gebracht.
Er komen nog veel meer soorten voor zoals haagbeuk en wegedoorn en in de heggen vestigden zich ook planten die hier al van nature voorkwamen, zoals verschillende wilde rozen en bosrank. Die laatste hoort er helemaal bij, maar mag niet teveel ruimte krijgen want zijn woekering levert zoveel schaduw op dat een heg afsterft.
Techniek
Een heg kun je op vele manieren aanleggen en overal waren er van oudsher streekgebonden typen te onderscheiden. Bijzonder voor de Maasheggen is hoe van met name meidoorns (maar het kan ook met andere soorten) de stammen worden behakt en afgelegd. Dat behoeft nadere uitleg, en een foto laat al veel zien. Wanneer nodig wordt in de stam eerst een aanzet aangebracht met een zaagje. Is de stam niet al te dik dan kun je meteen de hiep (dat is een handslagmes) gebruiken om tot op vier vijfde het hout weg te kappen. Wat je overhoudt, buig je horizontaal. Deze aflegger heeft dus maar een vijfde van de dikte van de stam. Om te voorkomen dat de aflegger terugveert of doorzakt vlecht je hem losjes door wat er al staat aan struiken en geboomte. Op het horizontale stuk zal de meidoorn flink veel uitlopers vormen.Winterkoninkje
Soms is er sprake van een dubbele rij afleggers, een onder in de heg en een bovenin. (Een onderligger en een bovenligger). Wat je altijd in acht hoort te nemen: zorg dat de heg niet hoger is dan 1,2 meter. En, zo legt Gert uit, de gouden regel is: snoei op groei. Dat wil zeggen zo’n vijf centimeter boven de laatste keer snoeien. Groeit de heg na jaren veel hoger uit dan die 1,2 meter, dan kun je hem wel ruimer terugsnoeien.
Ik moet natuurlijk tegen zo’n bovenligger duwen om z’n stevigheid te testen. En die is indrukwekkend. Maar ik verstoor een winterkoninkje dat weghipt, dus ik laat het er snel bij. Gert: ‘In de heggen komen ook goudhaantje, heggen- en ringmus, vinken en allerlei mezen voor.’Bever
De biodiversiteit in het Maasheggengebied is hoog. Allerlei soorten van (vochtige) schraalgraslanden komen hier voor, al zien we nu voornamelijk het groen van het veenreukgras (‘zoete gras’) en de smalbladige weegbree. Van oudsher werden er drinkpoelen (wetterpoelen) voor het vee aangelegd. Die zijn nu hersteld, en soms zijn er nieuwe gemaakt omdat ze goed zijn voor de amfibieën. Bij de Rekgraaf, die water uit het gebied afvoert, laat Gert me de sporen van een relatief nieuwe soort zien. Of beter; van een soort die lange tijd weg was: de bever. Nog los van het feit dat het dier zijn eigen biotoop vormt door strategisch bomen om te leggen en zo waterlopen af te dammen, moet hij ook altijd knagen om de voortdurende groei van zijn tanden in toom te houden. Het resultaat daarvan zien we bij een enorme schietwilg.Beheer is alles
Er worden nog steeds nieuwe heggen aangelegd. Dat gebeurt op basis van stafkaarten uit 1900, die de historische locaties van heggen tonen. Daarnaast worden de relicten van vroegere heggen gekoesterd. Hoe oud die precies zijn is lastig te zeggen. Ecologisch Adviesbureau Maes dat een inventarisatie uitvoerde voor de heggen in gemeentelijk eigendom, houdt het erop dat de oudste stukken zeventiende-eeuws zijn.
Gert toont mij op z’n tablet het BOOM, dat is het Systeem Beheer Onderhoud op Maat. Daarin zijn alle heggen maar bijvoorbeeld ook alle individuele knotbomen (803 in De Bergjes) opgenomen. Pijlen op de kaarten geven de rijrichting aan, zodat het helder is wat met links of rechts bedoeld wordt. Dat is belangrijk bij de beheerinstructies die aannemers krijgen. Na het uitvoeren van de klussen checkt Gert het werk en wanneer het goed is uitgevoerd vinkt hij het af in het systeem. Wat op veel plaatsen zo is, geldt hier extra: niets doen is geen optie.
Verslag van mijn eerste bezoek, tien jaar geleden, vind je hier.
De Maasheggen is een Unesco biosfeergebied.
geef een reactie