Bomen van Betekenis #37 Na de brand in De Meinweg
Op 20 april 2020 werd Nationaal Park De Meinweg, ten oosten van Roermond, getroffen door brand. De rookkolom, aangedreven door de wind en zich verplaatsend richting het aangrenzende dorp Herkenbosch, was zo heftig dat duizenden bewoners geëvacueerd werden. Er was sprake van een combinatie van factoren: een extreem droog voorjaar, een hoog aantal zonuren, aanhoudende oostenwind en veel dorre ondergroei (die in feite nog in de winterstand stond).
Boswachter Jeroen Scheelings toont mij hoe het gebied er nu voorstaat. Maar eerst iets over de geschiedenis van De Meinweg.
Heide, zand en eikenhakhout
De naam Meinweg duidt op gemeenschappelijk bezit van land (‘gemeyn’). In het begin ging het vooral om bos. Honderden jarenlang werd het door de bewoners van de omliggende veertien nederzettingen gebruikt om met name hout te hakken, schapen, runderen en varkens te weiden en strooisel uit te halen. Deze activiteiten waren aan regels gebonden om ernstige aantasting van de bossen te voorkomen. Toch vond gaandeweg zo veel houtoogst plaats dat het landschap veranderde. Er ontstond een open gebied met veelal heide, zandvlakten en overal verspreid eikenhakhoutbosjes. Eiken kun je namelijk elke tien tot vijftien jaar vrij laag aan de grond, aan de stamvoet of net iets hoger, afzagen of -kappen. De boom maakt vanzelf nieuwe uitlopers, en zo ontstaan stoven: cirkels van stammen van één boom die bij hetzelfde gebruik (‘hakken’) steeds wijder wordt. Terwijl het landschap om de eiken heeen veranderde, bleven zij vaak behouden. Zo was er tot eind negentiende eeuw sprake van begrazing door schapen -hun mest, opgevangen in potstallen, moest de akkers vruchtbaarder maken. De komst van kunstmest maakte daar een einde aan. Om de gronden wel te benutten vond op verschillende plaatsen inplanting met naaldhout plaats, waarbij de meeste eiken gespaard zijn. De verwachting was vooral grove den in de toekomst te kunnen oogsten om die te verwerken tot stuthout voor de mijnindustrie. De vraag naar mijnhout stortte in de jaren zestig in omdat er metalen stutten gebruikt werden. De naaldbomen bleven over. Nu worden ze soms weggehaald om eiken meer ruimte te geven, of om open heide te creëren.
Eiken, ook de ‘behakte’, kunnen in de juiste omstandigheden, zo duizend jaar oud worden. Maar het is oppassen dat de fantasie niet op hol slaat. Zo’n stoof wekt bijvoorbeeld al snel de indruk oeroud te zijn, terwijl hij er in werkelijkheid misschien ‘pas’ tweehonderd jaar staat. Wel is uit genetisch onderzoek bekend dat de exemplaren in De Meinweg afstammen van de eiken die zich hier na de laatste ijstijd vanuit het zuiden vestigden. Ze zijn autochtoon, zoals dat heet.
Overleven
De brand vond niet plaats in de percelen die met grove den zijn ingeplant, maar op de heide, waar wel her en der dennen groeiden, net als berken en eiken. Het is opmerkelijk hoe sommige eiken er nu bijstaan alsof er niets gebeurd is. Onder hun kronen, en in hun zure humus, was er nauwelijks sprake van ondergroei waardoor de vlammen minder vat op de bomen hadden. Hieronder zie je zo’n overlever -met een berk die wat mee profiteerde en rechts een den die de brand zwaar gehavend overleefde.Jeroen: ‘De as die na de brand achterbleef en stikstof die via regen en wind het gebied binnenkomt, hebben de bodem verrijkt waardoor aanvankelijk veel meer grassen, zoals pijpenstrootje, terugkwamen dan heidesoorten. Om deze vergrassing tegen te gaan, vindt begrazing met schapen plaats.’
Luguber
Nog voordat Jeroen me vertelt over hoe het verschillende plant- en diersoorten verging na de brand, is er eerst die indruk vanaf het pad. Met de dreigende wolkenlucht, kraaien die krassend opvliegen vanuit een half verbrande berk en de zwart glimmende mestkevers in het zand is het geheel van een lugubere schoonheid. Maar we zien ook honderden rozetten van het vingerhoedskruid en heel veel bremstruiken. Nog maar kort geleden was het hier een feest in roze en geel.Afname en toename
Uiteraard gaat er bij een brand zoals die hier plaatsvond natuur verloren. De heide die er stond, en die niet begraasd werd, betrof oude struiken die zo uitgegroeid waren dat ze uit elkaar vielen en op die manier schuil- en overwinteringsplaatsen boden aan insecten en reptielen. Ze vormden, met her en der wat struweel, een ideaal biotoop voor de roodborsttapuit en grasmus. Op of net boven de grond maakten ze er hun goed verborgen nest en vanuit een hoogte konden ze er insecten vinden om zich mee te voeden.
Jeroen: ‘Die soorten zijn sterk afgenomen. Maar andere, die aangewezen zijn op een zanderige bodem om te broeden, namen juist flink toe, zoals boomleeuwerik en boompieper. In het begin waren er zorgen over de nachtzwaluw, maar de aantallen van die soort zijn ongeveer gelijk gebleven. Ze huizen nu vooral in het gebied waar de heide overgaat in bos. Dat er meer zanderige stukken in de heide zijn dan voorheen, bleek ook goed voor de blauwvleugelsprinkhaan en de zandhagedis. Voor sommige paddenstoelen is brand zelfs noodzakelijk. Er komen in Nederland 48 soorten voor die gebonden zijn aan brandplekken, waarvan een aantal zich ook in De Meinweg liet zien. Maar los daarvan is het dood opgaand hout dat je hier ziet een walhalla voor zwammen en insecten.’
Vitaliteit
Zoals gezegd is begrazing met schapen noodzakelijk om vergrassing tegen te gaan. Het pijpenstrootje kan zulke dichte matten vormen dat niets anders er meer kan groeien. Omdat Jeroen erbij is mogen we even van het pad, en als we dan de struikheide betreden, voel je gewoon de vitaliteit van de planten.
Vooral berk en grove den verjongen zich spontaan, maar hoewel er duizenden eikels liggen is het lang speuren naar een eikenboompje dat opgroeide na de brand. We kunnen heel veel oorzaken daarvan bedenken, maar eigenlijk weten we het gewoon niet zeker. Zouden het de schapen zijn, of toch vooral de reeën, die met name van jónge eikjes houden?
Om reeënvraat tegen te gaan rasterde Staatsbosbeheer ook een stuk van het getroffen gebied uit en plantte daar wintereik, zomereik, berk, hazelaar en beuk. (Zie bovenste foto). Hoe dat nieuwe bos zich ontwikkelt is afwachten. Het gaat overigens om een gebied dat bij het voormalig waterpompstation van Waterleiding Maatschappij Limburg ligt en daarin is in 2021 een voorziening ingericht met 400.000 liter bluswater.
Met Jeroen heb ik het erover dat er altijd een angstbeeld blijft hangen na een bezoek aan De Meinweg, omdat je weet hoe kwetsbaar delen zijn voor verdroging. Met al die nattigheid van het afgelopen jaar, zou je het haast vergeten maar de dreiging is reëel.
Gespaard
Maar voor nu eindigen we onze dag in schoonheid, met de oude eiken die in periodes waarin geen begrazing plaatsvond zo vol meerstammig konden uitgroeien. Wat een geluk dat dit meest pastorale stukje Nederland dat ik ken, gespaard werd tijdens de brand.
geef een reactie