Bomen van Betekenis #36 ‘Een taartpuntje uit het bos in Schoorl’
De Schoorlse Duinen behoorden in 1899 bij de eerste terreinen die aan Staatsbosbeheer werden overgedragen. De opdracht was duidelijk: zorg dat het enorme oppervlak aan stuivend zand wordt vastgelegd. Dat lukte Staatsbosbeheer hier aan de Noord-Hollandse kust net zo goed als op de Veluwe en het bedwingen van de ‘zandwolf’ die hele dorpen kon opslokken, werd lange tijd gevierd als een van de grote wapenfeiten van Staatsbosbeheer. In de jaren negentig van de vorige eeuw kwamen nieuwe stemmen op. Ecologen en fysisch geografen wezen erop dat door het vastleggen van de duinen, alle dynamiek verdwenen was. De aanleg van de Kerf (in feite een kunstmatige duindoorbraak) in 1997 markeerde een kentering in het denken over de duinen. Ecoloog Arnout-Jan Rossenaar toont welke ingrepen Staatsbosbeheer nog meer uitvoert om verschillende typen natuur die bij het duin horen, terug te krijgen. Maar eerst een stuk geschiedenis.
Bedreiging
Zoals bekend was duinbebossing een van de redenen waarom Staatsbosbeheer in het leven is geroepen. Stuivende duinen, die een veel groter gebied in namen dan ze ooit van nature zouden doen, waren al honderden jaren een probleem. Ze gaven overlast in dorpen en op de landerijen en bedreigden de zeewering. De ellende was ontstaan door overexploitatie: beweiding, plaggensteken en houtroof. De situatie werd verergerd door het konijn. Dat was in de middeleeuwen geïntroduceerd voor de jacht, maar de vele nakomelingen bleken met hun vraat pogingen tot vastleggen van de duinen te niet te doen.
In de negentiende eeuw vonden proeven met duinbebossing plaats, waarvan de bekendste die van Winand Staring zijn. Ze werden als mislukt beschouwd en minister-president Thorbecke weigerde in 1871 dan ook ‘nog maar een halve cent’ voor duinbebossing ter beschikking te stellen. Toch was er op zijn minst één waardevolle les te trekken uit de experimenten: grove den is meestal niet geschikt voor duinbebossing omdat zijn knoppen de zoute zeewind niet verdragen. Oostenrijkse en Corsicaanse den zijn wel goede kandidaten. Aan de beschutte landzijde komt grove den overigens wel van nature voor.
Bebossing
In 1894 geeft de staat opdracht aan de particuliere Nederlandsche Heidemaatschappij, in 1888 opgericht met als belangrijk doel woeste gronden te ontginnen, om in Schoorl en op Texel een begin te maken met de duinbebossing. Vijf jaar later wordt dat overgenomen door Staatsbosbeheer. Waarbij aangetekend moet worden dat de twee organisaties in het begin vergroeid waren: de directeur van de Heidemaatschappij, Herman Lovink, bekleedde de hoogste functie bij Staatsbosbeheer, die van inspecteur der Staatsbossen en ontginningen.
Op voorhand was duidelijk dat de nieuwe aanplantingen in Schoorl niet rendabel hoefden te zijn, het waren geen productiebossen. Het was al heel wat als het zou lukken om op plekken met zo’n beetje de slechtst denkbare groeiplaatsfactoren (arme grond met weinig humus, droge en steile randen, hoge grondwaterstand in de valleien, grote temperatuurverschillen in de bodem, zeewind) een bos aan te leggen –tegen de laagst mogelijke kosten, dat wel. Vanaf de jaren twintig hield Staatsbosbeheer ook rekening met aanwezig natuurschoon, zowel om recreanten tegemoet te komen, als om de waarde van de natuur zelf. Zo werd in Schoorl ’t Kleine Ganzenveld niet bebost.
Duingrasland
Arnout-Jan: ‘Toch verdween door de succesvolle bebossing wel erg veel open terrein, terwijl stuifzand toch ook bij het natuurlijk duinsysteem hoort. En er is nog een heel bijzonder type natuur dat geen kans meer kreeg om tot ontwikkeling te komen: het duingrasland of grijs duin. In 2020 en 2021 werd 7,6 hectare van het Dr. Van Steijnbos gekapt. Dat is 0,8 procent van het totale bosoppervlak in de Schoorlse duinen. Ik zeg weleens, we hebben een taartpuntje uit het bos gehaald.’
Wat er voor terugkwam is het voorzichtig begin van duingrasland. Sommige soorten die op deze kalkarme bodem thuishoren, zijn er al. Her en der bloeit het biggenkruid nog en we treffen zelfs een pol bloeiend zandblauwtje aan. ‘In juni wordt dit palet van geel en blauw nog aangevuld met het roze van de reigersbek, dat is een schitterend gezicht. Naast de zandhagedis zullen ook tal van insecten profiteren van de ingreep, zoals bijensoorten, de kleine parelmoervlinder en de blauwvleugelsprinkhaan.’
Stobben
Bedreigingen zijn er ook. We zien Amerikaanse vogelkers, die wordt weliswaar flink geschoren door de zeewind maar mag zich niet vestigen hier. Dan raak je immers het open terrein weer kwijt. En Arnout-Jan wijst me aan de randen op het duinriet. Een soort die hier wel thuishoort, maar die kan gaan domineren wanneer te grote hoeveelheden stikstof neerslaan -waar al die andere planten, mossen en korstmossen juist niet tegen kunnen.
Met één bedreiging hield Staatsbosbeheer op voorhand al rekening: overstuiving. Door ongeveer de helft van de stobben van de omgezaagde bomen te laten zitten, wordt voorkomen dat de wind te veel vat krijgt op het zand.Heel anders is dat bij de Baaknol. Daar mag het zand juist weer stuiven en zijn na de kap alle stobben verwijderd. De enorme zandmassa schittert je zelfs op deze regenachtige ochtend tegemoet. Met de zon erop moet het geheel oogverblindend zijn. Dat heeft overigens alles te maken met de oorsprong van het zand. ‘Dat werd aangevoerd door de Eridanos, de oerrivier die vanuit Scandinavië en het Baltisch gebied zo’n twaalf miljoen jaar geleden het Noordzeebekken bereikte. Het fijne, witte zand dat je hier nu ziet, is geërodeerd materiaal uit dat noordelijk oorsprongsgebied. Schoorl is het zuidelijkste afzettingsgebied van dit kalkarme zand.’ Aan de randen zien we hoe helm zich alweer vestigt. Die wordt wellicht ook weer overstoven, maar spannender is dat ‘het zand ook het bos in mag rollen’.
Niet over één nacht ijs
Bij de kap is zorgvuldig rekening gehouden met de overheersende windrichting (zuidwest) zodat het Baaknolbos (rechts op de foto) geen gevaar loopt. Dat is namelijk de groeiplaats van zeer zeldzame paddenstoelsoorten die hier in de humus van naaldbomen op die bijzondere minerale bodem een ideale groeiplek hebben.
Er zijn trouwens meer omstandigheden die Staatsbosbeheer bij kap of omvorming in ogenschouw neemt. Schoorl is beroemd vanwege het massaal voorkomen van de dennenorchis en die groeiplaatsen worden ongemoeid gelaten.
Alle ecologen, dat is nu eenmaal de aard van hun vak, denken in processen, tijdschalen en natuurlijke systemen. Toch krijg ik meestal wel antwoord als ik vraag naar een favoriete plant of naar een soort waarvan ze hopen dat die zich laat zien. Voor Arnout-Jan is dat de bokkenorchis* in het duingrasland. Waarbij hij zeker in het achterhoofd heeft: als die zich vertoont, dan zijn een heleboel andere zaken ook op orde.
*De bokkenorchis is kalkminnend. Terwijl de Schoorlse Duinen kalkarm zijn, hoe zou die plant zich dan hier kunnen vestigen? Arnout-Jan: ‘Door de zeewind wordt kalkhoudend zand van het strand aangevoerd, dat kan genoeg zijn.’
geef een reactie