Bomen van Betekenis #32 Grensbomen in Vijlen
Ik kom uit het Heuvelland en ben beslist niet beledigd wanneer mensen dat ‘ons eigen buitenland’ noemen. Het gebeurt mijzelf ook, wanneer ik terugga en ineens denk, ‘dit lijkt wel Zuid-Europa’. Het overkwam me op station Schin op Geul, waar ik uit de trein en in een verzengende 31 graden stapte. De uitbaters van het café hebben het perron in de oleanders gezet. En het zicht op de Sousberg, waar ik eerder dit jaar was op zoek naar het rood peperboompje, is van een schoonheid die je ook in Frankrijk of Italië aantreft.
Kennis
Junior boswachter publiek Linde Dekker haalt mij op en onze tocht voert naar Vijlen. Linde is pas sinds 1 juli bij Staatsbosbeheer in dienst en volgt ook nog een dag in de week de opleiding Bos- en Natuurbeheer in Velp. Ze groeide op in de streek (in Valkenburg) en was een echt ‘buitenmeisje’, dat hutten bouwde en in bomen klom. Natuur was iets vanzelfsprekends, ze had geen bijzondere belangstelling voor soorten, laat staan voor de geschiedenis van het landschap. Dat kwam allemaal later. En nu kan ze er geen genoeg van krijgen en is er de voortdurende verbazing over hoeveel er is. Ze heeft een kaart bij zich waarop kenners uit het dorp, na uitgebreide inventarisaties, alle bijzonderheden van het Vijlenerbos en zijn directe omgeving, hebben aangegeven. Denk daarbij aan grensstenen, wegkruizen, grafheuvels, knotbomen en nog veel meer. Zo’n document helpt enorm bij het leren kennen van het gebied en het doorgeven van kennis.De reis waard
Grensbomen hebben onze bijzondere aandacht vandaag en in het dorp staan verschillende eeuwenoude zomerlindes die zo genoemd worden -terwijl historisch onderzoek niet altijd aantoont dat er ooit een grens liep. Maar ‘grens’ kan op van alles slaan; het hoeft niet per se om landsgrenzen te gaan, ook erven en percelen werden vaak met bomen en hagen gemarkeerd. Een zo’n linde, aan de Groeneweg die heel steil omlaag voert vanuit het dorp, beneemt ons de adem. De zon staat al wat laag en licht alleen de bovenste rand van de kruin op. Alsof de linde een aureool heeft. En draaien we ons om, dan torent de kerk van Vijlen hoog boven alles uit. Alleen dit al maakt de reis van drie uur meer dan de moeite waard. En ik leer nog iets nieuws ook. Deze linde is regelmatig geknot waardoor hij die gedrongen vorm kreeg. De twijgen die van de boom gezaagd worden noem je in het Limburgs ‘faggen’. Ik had er nog nooit van gehoord. Het hout belandde meestal in de oven van ‘ut bakkus’, het bakhuisje.
Gemeenschappelijk
Wat nu het Vijlenerbos heet, bestaat uit een groot aantal bossen die in de middeleeuwen tot de abdij van Burtscheid (bij Aken) behoorden. In 1539 werd een bosregelement ondertekend door de abdis en de buurschappen in de omgeving. In het document was het collectieve gebruik van het bos vastgelegd, zoals hoeveel sprokkelhout er jaarlijks uitgehaald mocht worden. Wanneer er gekapt werd dan gold als eis dat bij het uitslepen geen bomen of struiken beschadigd mochten worden.
In de achttiende eeuw raakt de abdij haar bezit kwijt, het kwam in handen van de Fransen en nog later werd de gemeente Vaals eigenaar van de bossen totdat ze in 1940 (in bezettingstijd) onteigend werden door de staat. Nu zijn de bossen eigendom van Staatsbosbeheer, op één na: het Holsetterbos. Dat is nog steeds een markenbos, waar een aantal inwoners van Holset kaprechten heeft.Uit de bosbouwgeschiedenis
In de Vijlener Bossen plantte Staatsbosbeheer na de oorlog veel snelgroeiende naaldbomen, zoals fijnspar en Japanse lariks en verder ook eik, beuk en esdoorn. Uit die tijd dateert een heel bijzonder relict dat in eerste instantie nauwelijks herkenbaar is. Het gaat om wat je bij gebrek aan een beter woord, een laanstructuur kunt noemen aan de Zevenwegenweg. Hij bestaat uit haagbeuken (vooral te herkennen aan hun ‘gespierde’ bast) die in de jaren vijftig een flinke heg vormden. Het blijkt het restant van de omheining van de kuilhoek te zijn. Op die plek werd het plantsoen dat niet meteen gebruikt kon worden bewaard. Dat gebeurde meestal in sleuven waarin de wortelkuiten werden afgedekt. Daarbij was het vooral zaak dat de vochthuishouding precies goed was; niet te nat want dan krijg je rot. Maar de wortels mochten ook niet helemaal uitdrogen. De haagbeuken moesten vooral de reeën buitenhouden die het plantsoen konden aanvreten -iets waar de haagbeuk zelf trouwens vrij goed tegen kan. Die wildkerende functie lees je nu niet meer af aan de haagbeuken. Ze groeien al decennia vrij uit en zijn hun oorspronkelijke dichte vorm kwijt. Ze worden overigens niet topzwaar, waardoor er geen gevaar van uitscheuren bij storm is.Oude haagbeuken
Het lijkt wel alsof Tonke Dragt hier de toponiemen bedacht: de Zevenwegenweg voert naar een echte zevensprong die gemarkeerd wordt door een meer dan vierhonderd jaar oude eik. Maar onze reis gaat nog verder, helemaal naar het zuidelijkste punt van de bossen, waar je uitkijkt over Cottessen en waar België begint. Vanaf daar voert een pad langs de bosrand omhoog. En her en der wijst Linde ze me aan: monumenten van haagbeuken. Ooit aangeplant om de perceelsgrens aan te duiden. Maar wanneer precies? Misschien na het opheffen van het gemeenschappelijk gebruik? Of duidden ze een grens aan tussen ‘rechtsgebieden’ van verschillende buurschappen? In ieder geval staan ze nu op de overgang van bos naar weiland.Biotoop
Zo’n oude haagbeuk, soms helemaal hol, met klimop die eromheen slingert, je blijft daar naar kijken. Hele werelden zijn het. Of wat minder poëtisch: onderdelen van biotopen. Van de hazelmuis bijvoorbeeld, die zich voedt met de bramen en hazelnoten die er ook volop staan. In het dorre blad horen we gescharrel. Zou het? Nu weet ik heus wel dat de hazelmuis een nachtdier is en zich zelden op de grond laat zien. En toch: dat haast oranjeachtig vachtje dat daar wegschiet? Ik weet het zeker.
geef een reactie