www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Bomen van Betekenis # 30 De berceaux in het Baarnse Bos

15 augustus 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

Toen het begin deze week meer dan dertig graden werd, kon je heel goed merken hoe fijn het dan vertoeven is onder een boom. Eén exemplaar maakt al een wereld van verschil. De aangename koelte en schaduw die bomen verschaffen werden reeds in de Romeinse tijd bejubeld. Het bekendste voorbeeld daarvan vinden we in de brieven van Plinius de Jongere (61 0f 62 -133 n.Chr.) waarin hij zijn villa op het platteland beschrijft die een toevluchtsoord is, weg van de drukte en het gekonkel van de stad Rome. Bij de villa heeft hij een apart zomerhuis dat door platanen beschaduwd wordt. En hij noemt een laan waarlangs buxus of rozemarijn is geplant en waarin ‘aan de binnenkant een lommerrijke pergola ligt van jonge druivenstokken’. Hoe ik me dat precies moet voorstellen, weet ik niet, maar er doemt een beeld op van een looftunnel.

Ruim begrip
Een loofgang of -tunnel, ook wel berceau genoemd is een langwerpige overhuiving met planten of bomen. Het hangt er een beetje vanaf wanneer je het woord gebruikt. Bij een vierkante pergola of een lommerprieel gebruik je het niet, maar strekt een pergola zich over een flinke lengte uit, dan kun je best van looftunnel spreken. Berceau is Frans voor wieg en werd oorspronkelijk gebruikt voor loofgangen die de vorm van een omgekeerde wieg hadden. Een donkere taxustunnel, een populair element in negentiende-eeuwse parken, noem je weer geen berceau. En soms vormen de aaneengesloten kronen van de bomen geen ronding, maar komen ze als een spits dak bij elkaar. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de tunnel van haagbeuk bij het Nijenhuis in Heino, die toch ook wel berceau genoemd wordt.

Schaduw
Het beeld uit de brief van Plinius is niet helemaal helder: gaat het om losse loofbogen (of staanders met latten) die in een rij geplaatst werden -of zijn die onderdelen ook met elkaar verbonden en vormen ze zo een ‘dak’? En dat ín een laan? Wel is bekend dat de romeinen ‘echte’ looftunnels aanlegden. En ook uit de middeleeuwen kennen we ze: in het beroemdste getijdenboek, Les Très Riches Heures du Duc de Berry (circa 1410) zien we op het juniblad binnen de ommuring van het paleis een loofgang die eindigt in een prieel. Buiten de muren wordt gehooid, door mannen en vrouwen. Die laatsten overigens met een krijtwitte teint. Wat opvallend is voor iemand die het land bewerkt. Het past wel weer in het schoonheidsideaal voor vrouwen dat duizenden jaren lang voorschreef dat de huid bleek is. Pas in de eerste helft van de twintigste eeuw begon dat te veranderen, met de Körperkultur in Duitsland (waarbij men zich ook naakt aan het zonnebaden overgaf) én door Coco Chanel die in Deauville een kleurtje opdeed en dat in Parijs toonde.
Dat berceaus aangelegd werden alleen opdat de vrouwen uit een gefortuneerde klasse hun gelaat wit konden houden tijdens een wandeling naar buiten, is wellicht wat overdreven. Ook mannen genoten van de schaduw en koelte die een loofgang biedt, dunkt me. Daarnaast is een loofgang ook een fantastisch, speels element om parken te verlevendigen.Baarnse Bos
Veel berceaus zijn verdwenen, niet zozeer omdat de bomen het opgaven van ouderdom, maar omdat het onderhoud te veeleisend is. De beroemdste voorbeelden die we in Nederland kennen, zijn die in de Koninginnetuin op Het Loo, De Groene Bedstee op Landgoed Mariëndaal (van Geldersch Landschap en Kasteelen) die trouwens ook vrij spits is, en de aanleg in het Baarnse Bos (Staatsbosbeheer). Bij de laatste twee gaat het om gangen van louter bomen, op Het Loo is sprake van loof dat over een traliewerk geleid wordt. Ik bezocht voor Bomen van Betekenis uiteraard het Baarnse Bos.

Wat we nu het Baarnse Bos noemen was lange tijd het overbos van Soestdijk, dat al sinds de zeventiende eeuw aan de Oranjes toebehoorde. Alleen was het in die periode geen permanent bewoond paleis maar een buitenhuis, ideaal voor jachtpartijen. In 1758 werd het Baarnse Bos, dat toen De Eult heette, aan Soestdijk toegevoegd. Het herenhuis dat er stond werd bijna geheel gesloopt. Het overbos veranderde in een chic wandelgebied voor de Oranjes. De geometrische hoofdstructuur lag er al: kaarsrechte lanen die allemaal uitkomen op een centrale waterpartij: De Grote Kom.
De laatste erfstadhouder, Willem V, stelde in 1788 Philip Willem Schonck aan als hofarchitect. Hij moest de aanleg van het terrein vervolmaken. Er is niets met zekerheid over te zeggen, maar wellicht is de berceau van zijn hand. Of moet ik ‘berceaux’ schrijven? Dat lijkt wat aanstellerig, maar in feite gaat het in Baarn om een gang die doorkruist wordt door een laan en er is ook nog eens sprake van een driesprong van gangen, het zogenoemde Engetje. In ieder geval geven de elegante witte bordjes ter plekke ook het Franse meervoud: berceaux.
Oorspronkelijk voerde de loofgang van de entree van het bos naar de Linde Kom, een fraaie diepgelegen waterpartij omzoomd door geschoren haagbeuk. Die wandeling maak je nu nog steeds, maar voelt wat onbestemd omdat een echte route met een begin en een eind ontbreekt. De entree is immers lang geleden opgeheven en op die plek staat nu een hek dat de bijgebouwen van Soestdijk afschermt.Herstel en beheer
Sinds 1981 is Staatsbosbeheer eigenaar van het Baarnse Bos en vanaf 2007 is serieus werk gemaakt met het herstel van het complex. Dat begon overigens met een uitgebreide studie zodat je echt weet wat je beheert. Eerder al, in de tweede helft van de jaren negentig, was een deel van de berceaux dat er slecht aan toe was gerooid en opnieuw ingeplant met zomereik. Onderzoekers die aan de studie werkten vermoeden dat de oorspronkelijke aanleg volledig in zomereik was, een gelukkige keuze dus van de toenmalige opzichter. Grote delen zijn trouwens van beuk (en soms een verdwaalde rode beuk). Het is niet bekend wanneer die geplant zijn. Hun groeivorm, door al het snoeien en leiden nogal gedrongen en knoestig, suggereert een enorme leeftijd, die ze wellicht helemaal niet hebben.
Een van de grootste ingrepen in deze eeuw was het terugzetten van de bosvakken, zodat de loofgang weer mooi in een open landschap ligt -of op z’n minst op tien tot twintig meter van een bosvak. Dat gebeurde niet alleen omdat het resultaat zo fraai is; de bosvakken stellen de berceaux ook in de schaduw wat nadelige gevolgen heeft.
Wanneer er bomen uitvallen dan worden die vervangen (wat je inboeten noemt). Het belangrijkste beheerwerk nu is het snoeien. Dat vindt jaarlijks plaats door een aannemer die de klus heel precies uitvoert met een soort cyclosnoeier.

In het Baarnse Bos kun je nog steeds een ‘historische keuze’ maken: wandel je in de schaduw van de loofgang of neem je het lichte Zonnig Laantje dat er min of meer parallel aan loopt. Voor de ervaring doe ik beide. Op deze augustusdag zijn de berceaux een verademing.

Met dank aan boswachter Bob Verweij.
De studie die ik noem is gepubliceerd: Het Baarnse Bos. Een vorstelijk wandelpark, door Eric Blok en Caroline Brouwer (2007).

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog