www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Bomen van Betekenis #28 In het Mastbos

19 juli 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

In de begrotingswet van 21 juli 1899 werd geld vrijgemaakt om woeste gronden te ontginnen en bossen te beheren door een rijksorganisatie. Dat was de oprichting van Staatsbosbeheer. In de Memorie van Toelichting worden de gebieden genoemd waar de nieuwe instelling over ging. Als eerste staat er: 'de bosschen en heiden, behoorende tot de rentambten Breda en Oosterhout’. Het Mastbos, waarvan de oudste delen al in 1515 werden ingeplant met grove den, kwam zo naar Staatsbosbeheer.

Wikipedia noemt hem niet eens bij het lemma Mastbos, toch is dit gebied ook bekend omdat hier de legendarische houtvester Adriaan van Schermbeek (1855-1915) werkte. Zijn status en invloed waren enorm -dat laatste vooral omdat hij in Wageningen een hele generatie bosbouwers opleidde en Etienne van Dissel, directeur van Staatbosbeheer van 1902 tot 1937, had zelfs nog onder hem gewerkt.Bedrijfsplan
Van Schermbeek zou de geschiedenis ingaan als de grondlegger van de moderne bosbouw in Nederland. In 1883 werd voor het eerst een leraar houtteelt aangesteld op de Rijkslandbouwschool in Wageningen. Maar daarmee had Nederland nog geen echt bosbouwkundig bedrijf. Daartoe werd een eerste aanzet gegeven in 1889. Toen aanvaardde Van Schermbeek de opdracht om voor het Domeinbestuur, dat over het onroerend goed van het Rijk ging, de opdracht om voor het Mastbos en het Liesbos een bedrijfsplan op te stellen, met daarin opgenomen de te verwachten houtproductie per boomsoort en standplaats voor een periode van tien jaar. Elk jaar werd apart een werkplan opgesteld met daarin alle werkzaamheden om de gestelde doelen te halen. Van Schermbeek zou tien jaar werkzaam zijn in deze bossen bij Breda en daarna gaan lesgeven in Wageningen. Staatsbosbeheer was zijn erfgenaam.Zoektocht
Voor ik iets meer vertel over de persoon Van Schermbeek en zijn werk in het Mastbos, eerst iets anders: dat eerste bedrijfsplan (wat we nu een beheerplan zouden noemen) is weg. Bibliothecarissen, archivarissen, collega’s en ikzelf zijn nog op zoek, maar vooralsnog zonder resultaat. Wel vond ik het gedrukte commentaar van de Commissie (1891) die zich uitsprak over het plan van Van Schermbeek. En daaruit is wel het een en ander te distilleren. Wat meteen opvalt is de enorm rationele en bedrijfsmatige aanpak. Het bos is verdeeld in drie blokken die bestaan uit vakken die op hun beurt zijn onderverdeeld in afdelingen. Per afdeling is het aantal hectares van de ouderdomsklasse aangegeven, de gesteldheid van de grond, de beoogde velperiode (helemaal tot in 1990) en, interessantste van al: de te nemen bedrijfsmaatregelen (die vormen een zeer beknopte samenvatting van het bedrijfsplan).
Het mooie is dat de huidige boswachter beheer Karin van Hoof en de boswachter publiek Egbert Eilander die enorme lijst met gegevens kunnen lezen en meteen de locatie voor ogen hebben die het plan noemt.

‘Parasiet’
Van Schermbeek, die in Duitsland bosbouw studeerde en daarna werkzaam was in Nederlands-Indië, kreeg feitelijk de opdracht om het Mastbos productief en renderend te maken. Hoe hij dat precies moest doen was niet duidelijk. De Commissie stemt in met zijn voorstel om proefvakken in te richten. Van Schermbeek legt contact met het Rijkslandbouwproefstation in Goes. In 1893 meldt hij daar per brief dat het hem gelukt is 700 gulden krediet te krijgen van Binnenlandse Zaken om zelf onderzoek te doen en te laten uitvoeren naar de bodemgesteldheid van een groot aantal proefvakken in het Mastbos. Hij koopt onder meer regenmeters, grondbeitels (‘tot onderzoek van de vastheid van den grond op verschillende diepten’) en goed sluitende bussen voor de verzending van grondmonsters -hij laat er daar 182 van analyseren. De voorlopige conclusie uit Goes is dat de bodem zuur is en dat de ‘levende ruigte [hier ‘parasiet’ genoemd] plantenvoedende stoffen aan den boschgrond ontneemt’. Tot de maatregelen die Van Schermbeek hiertegen nam behoren bekalking en het weghalen van de complete ondergroei, inclusief mossen. Ook de bosbes moest het ontgelden -tot grote onvrede van de plaatselijke bevolking die met de pluk van de bessen wat bijverdiende.

Schoonheid
Terwijl het primair om toekomstig financieel gewin ging had de Commissie (waar Van Schermbeek zelf inzat, samen met de directeur van de Heidemaatschappij en de Inspecteur der Rijksbeplantingen) ook oog voor het feit dat het Mastbos toen al een geliefd wandelgebied was dat ‘door velen als een nationaal park beschouwd wordt, waarin zelfs met eenige opoffering aan geldelijke opbrengst gestreefd mag worden naar schoonheid, die de affectiewaarde van het bosch verhoogt.’
Het Mastbos was al sinds 1890 met de ponytram te bereiken en dagjesmensen die het zich konden veroorloven togen naar Hotel Mastbosch (dat nog bestaat) om daar van een versnapering te genieten. Van Schermbeek was fel gekant tegen de gewoonte van sommige bezoekers die hun hangmatten tussen de bomen ophingen en daarmee de bast kapot schuurden. Hij perkte dat gebruik in door het slechts op een paar plekken te gedogen. Toch was hij geen totale boeman voor recreanten en hij beijverde zich zelfs voor de oprichting van een plaatselijke vvv.

Schat aan foto’s
Dat eerste bedrijfsplan mag dan wel onvindbaar zijn, Staatsbosbeheer bewaart wel andere schatten op het kantoor bij het Mastbos. Zo zijn er latere beheerplannen, de opstandsleggers (in feite de logboeken van een boswachterij) en Karin en Egbert tonen mij drie foto’s, uit 1896, 1901 en 1913, telkens op dezelfde plek genomen (op de scheiding van afdeling b en c in vak 13, langs de Frederiksdreef). Met behulp van de opstandsleggers, GeoWeb en de kennersblik van de boswachters ontspint zich aan de hand van de foto’s een heel verhaal. En natuurlijk gaan we het veld in, om te kijken hoe de locatie er nu uitziet.1896
Er staat grove den die in 1815 is ingezaaid. Het jaar voor de opname is het gedund (wat Van Schermbeek ‘gelicht’ noemt). Het ideale moment daarvoor is, zo weet Karin, wanneer de takvrije stam op tweevijfde van de verwachte eindhoogte is. De dunning zorgt ervoor dat de kronen zich goed kunnen ontwikkelen ‘om de groei in de boom te houden’. Er is geen kruidlaag aanwezig en er heeft recent onderplanting plaatsgevonden met twee van Van Schermbeeks favoriete soorten: Amerikaanse eik en tamme kastanje. Om die een goede start te geven, ontvingen ze slootaarde en kalk. Opvallend is dat er links een dode den staat -Van Schermbeek was daar normaal heel streng in: alle zieke en dode hout moest uit het bos. Rechts zien we wat ‘ruigte’ van mogelijk bosbes en pijpenstrootje, ook niet heel des Van Schermbeeks.1901
De Amerikaanse eik en tamme kastanje zijn dichter en hoger gegroeid. Opvallend is dat rechts beuk staat. Staatsbosbeheer laat een struiklaag tot ontwikkeling komen en het vele pijpenstrootje is niet verwijderd.1913
Terwijl de Amerikaanse eik en tamme kastanje zich goed ontwikkelen is er bij de grove den op zeventien jaar tijd nauwelijks sprake van aanwas. Het verdwijnpunt van ‘het laantje’ (waarschijnlijk een oogstpad waarover het hout uitgesleept werd) is bijna dichtgegroeid. Links heeft grove den zich verjongd. Bij jonge exemplaren vertegenwoordigt  elke takkenring een groeijaar, dus deze zullen zo’n acht jaar zijn. Verder is er beuk bijgekomen.Huidige situatie
De situatie nu is uiteraard heel anders. Maar ik vind het overweldigend dat we de exacte locatie zo terugvinden. Links staat grove den met plantjaar 1977. Rechts staat douglas. De oudste exemplaren dateren uit 1924 maar er is veel uit het vak geoogst en later opnieuw ingeplant. Oranje stippen (vellen) en blauwe stippen (behouden) op de stammen geven aan dat hier nog steeds gewerkt wordt. Van spontane opslag is geen sprake, er dringt te weinig licht door. In het grove dennenvak is dat heel anders, daar staan berk, lijsterbes, hulst, inlandse eik, Amerikaanse eik en vuilboom. En hé de bosbessen zijn er massaal.

En dan is er de verrassing van de dag. Karin en Egbert zien een vlinderende wespendief hoog in de lucht. Dat zij daar zo verheugd over zijn is ook een teken dat de klassieke bosbouw in Nederland voorbij is. Die zeldzame roofvogel broedt tot in september en zijn aanwezigheid betekent dat je tot in die maand niet kan oogsten. Maar het gaat allang niet meer alleen om kubieke meters.

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog