www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Bomen van Betekenis #24 De beuk van Goldsworthy

28 juni 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

Vijfentwintig jaar geleden vierde Staatsbosbeheer zijn eeuwfeest. Ter gelegenheid daarvan haalden we de Britse kunstenaar Andy Goldsworthy naar Nederland. Op dat moment was die vooral beroemd vanwege zijn oogstrelend plaatwerk van installaties met natuurlijke materialen: ijspegels aan elkaar gesmolten tot een ster, een lint van klaproosblaadjes in de stad, conische stapelingen van leisteen en nog veel meer. Ook voor wie zich niet verdiept in de kunstenaar is duidelijk dat tijd belangrijk is; die krijgt meteen vat op het werk. Vergankelijkheid en het weer opgaan in de natuur is onderdeel van het werk.

Bij Staatsbosbeheer
Van 15 tot en met 25 maart 1999 was Goldsworthy te gast bij Staatsbosbeheer. Hij werkte op twee locaties: in de duinen van Schoorl en op kasteel Groeneveld in Baarn. Op die laatste plek ging het de kunstenaar vooral om de beuken. Al meteen ontdekte hij een smalle, hoge beukenlaan. Die ligt verscholen in een bosvak in het voorpark en niet veel bezoekers kennen hem. Voor Goldsworthy was meteen duidelijk dat hij daar iets wilde, al was nog niet duidelijk wat. Eerst deed hij wat materiaalonderzoek langs de sloot die het bosvak afsluit. In die tijd was hij (om onverklaarbare redenen zegt hij zelf) geobsedeerd door slingerlijnen (‘serpentines’). Hij smeerde de donkere, venige modder uit de sloot op een eikenstam die felgroen van de algen was. En met alleen maar water maakte hij dezelfde patronen op beukenbast. Kortstondig leken die wel gevernist. Totdat door verdamping de schets weer verdween. De modder echter bleef jarenlang zitten.

Energie
En dan het echte werk. Al vaak had Goldsworthy kegelvormige stapelingen van steen gemaakt, zogenoemde cairns. In het museum in Gouda staat er nog steeds een van leisteen die hij in 1991 maakte. Maar nu hier op Groeneveld, wilde hij alleen materiaal gebruiken dat hij er vond, of dat op z’n minst uit Nederland is. Dus geen gebiedsvreemde stenen. Het werd beuk. Zijn assistent Andrew en ik kregen instructies; vooral takken met een kromming dienden we te verzamelen zodat de kunstenaar kon gaan stapelen. Hij werkte van buiten naar binnen en alhoewel sommige takken in elkaar haken, is het verder een losse stapeling -waar hij ook twee keer opnieuw aan moest beginnen omdat de boel verzakte. Toen het kunstwerk zijn hoogste punt bereikte, was er een geluid, net geen ‘krak’ maar wel zoiets. ‘There, now it is settled.’

Het resultaat was beeldschoon. De rechte, opgaande lijnen van de laan, en dan daar middenin de curve van de cairn. Zeker wanneer je van ver kwam aanlopen was het ook spannend voor het oog: dat wordt immers als vanzelf naar het verdwijnpunt van de laan getrokken, maar bemerkt halverwege een anomalie in het perspectief. Goldsworthy: ‘It took on a tremendous energy.’

Schoorl en Baarn
Een terzijde: ik beperk me hier tot het werk in beuk. Maar het is interessant dat Goldsworthy zijn werk in Nederland voortdurend spiegelde: zand op de stammen in Schoorl en modder in Groeneveld. In een duinbos maakte hij een stapeling van takken van grove den waar die van Groeneveld de pendant van is.
Goldworthy is zijn hele loopbaan gefascineerd door negatieve vormen, door duisternis en echt zwart, wat hij uiteraard alleen kan realiseren met het tegenovergestelde: door hem gecreëerde positieve vormen en lichte materialen. In Schoorl maakte hij een reeks bollen van zand met een gat erin. Dat klinkt simpel maar ze waren zo geconstrueerd dat hun binnenste geen licht ving. Het resultaat heeft iets raadselachtigs: het oog verliest zich in de donkerte waar de geest toch in wil doordringen. Ook op Groeneveld schiep hij een zwart gat. In beuk uiteraard.

Meer dan de boom
Diep in het achterpark, maar nog voor de Wijnberg (herkenbaar aan de hoog oprijzende rode beuken) zijn zo’n 225 jaar geleden beuken geplant. Goldsworthy liet zijn oog vallen op een bijzonder knoestig exemplaar met een holte in zijn stam. Om daar een zwart gat van te maken werkte hij van buiten naar binnen met steeds lichtere takken – die vond je niet zomaar. Het ging om takken waar we de bast vanaf haalden om het heldere hout bloot te leggen. Het werk was laat in de middag klaar. Het had precies het effect dat Goldsworthy beoogde: in het zwart is een verbintenis met meer dan de boom tot stand gekomen. Het gaat ook om de Aarde waarin de boom staat. Ik had toen een favoriete beuk met zo’n lage zijtak dat ik erin kon zitten. Na een dag echt hard werken zette Goldsworthy mij op de foto. Terwijl de beelden van de kunstwerken eeuwigheidswaarde hebben, is dat portret zo 1999.


Speulderbos
Weken later kwam Goldsworthy weer terug naar Nederland voor het inrichten van de tentoonstelling op het kasteel -die bestond vooral uit enorme foto’s van werk dat toen al deels vergaan was. (Of gestolen: de boer die naast het kasteel woonde, had met een heftruck de cairn uit het laantje gehaald en als paasdecoratie op zijn erf gezet. Waar de kunstenaar gelukkig om kon lachen).

En er kwam één nieuw werk: op het gazon direct achter het kasteel werd de zonnewijzer van zijn sokkel gehaald en op die plek verrees een grote bol van beuk. Ditmaal niet met hout van het terrein in Baarn maar uit het Speulderbos. Er was iets meer dan tien kubieke meter nodig en het toeval wilde dat eerder in het jaar de gigantische beuken (vermoedelijk plantjaar: 1744) bij het Boshuis omgezaagd werden. Ze hadden ooit nog dienst gedaan als baken voor schepen op de Zuiderzee, maar nu waren ze echt op en aangetast door schimmels. Ook hier zochten we weer takhout uit met krommingen.
Nog steeds als ik foto’s zie van het eindresultaat, denk ik: het had elf kuub moeten zijn. De ronding is net niet perfect.Goldsworthyboom
Deze week ging ik terug naar Groeneveld. Zijn al die locaties er nog? Jawel, al is het bij de plek van het zwarte gat even schrikken. De oude beuken daar hebben enorm te lijden gehad van schommelingen in de grondwaterstand. Een beuk wortelt oppervlakkig en van tien centimeter meer of minder water kan hij al een flinke knauw krijgen. En dat met de extreme weersomstandigheden die de klimaatverandering teweegbrengt.

De beuk van Goldsworthy staat er nog, maar is dood en voor een groot deel ontdaan van zijn bast. Er zijn sinds 1999 nogal wat gaten gevallen in het kronendak boven dit perceel. Als in zo’n beukenbosschage ineens veel meer licht de bodem bereikt dan kan het gebeuren dat ‘opportunisten’ hun kans grijpen. Het is er helemaal volgelopen met braam en vooral adelaarsvaren. Hoe die laatste zijn omgeving koloniseert dwingt respect af: hij werpt schaduw op de grond zodat er niks anders meer kan groeien en hij verandert de bodem in een vijandige omgeving voor kiemen van andere planten. In dat strijdtoneel is er (naast de mens, die zou kunnen ingrijpen) nu maar een opponent: de oudere lijsterbessen. Onder hun schaduw legt de adelaarsvaren het af.
Van de boswachter hoor ik dat er volgend jaar een landgoedvisie wordt opgeleverd. Omdat het hele ontwerp van Groeneveld van grote cultuurhistorische waarde is, wordt er in zo’n plan altijd voor gekozen oorspronkelijke structuren te behouden of te herstellen. Veel dood hout in het zicht hoort daar niet bij, maar wordt dieper in aanplantingen wel toegestaan (omdat het de biodiversiteit ten goede komt). De Goldsworthyboom staat echter gewoon aan het pad. Ik ga de boswachter iets influisteren.

Met dank aan boswachter beheer Chris Hartman

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog