www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Bij de Bomenstichting #5 Naar de linde van Achterberg

24 juni 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

In bus 50 voel ik mij altijd een beetje Nescio. Gewoon omdat de beroemde schrijver het land verkende met het openbaar vervoer. Hij hield van 1946 tot en met 1955 een natuurdagboek bij waaruit dat blijkt. Met de bus 'op zoek naar het schone en het ware’ (zoals een recensent schreef toen zijn biografie in 2021 uitkwam). Talloze malen trok hij vanuit Amsterdam Oost naar Abcoude of het Gooi, per bus.
Voor mij is de 50 de levenslijn naar buiten. In Utrecht is er een halte vlak voor de deur en dan kan ik helemaal naar Wageningen. Zo ver voert de tocht vandaag niet. Ik ga naar Rhenen; 38 kilometer verderop.

Buitenplaatsen
Tot in Amerongen volgt de bus de Stichtse Lustwarande. Dat is het lint van buitenplaatsen dat in de negentiende eeuw tot bloei kwam. De bushalte waar ik opstap getuigt daar al van. Hij is genoemd naar De Oorsprong; de buitenplaats die nu in een villawijk ligt maar oorspronkelijk het eerste grote huis in het groen was voor wie aan de oostkant de stad verliet. En ernaast ligt het Hoogeland, het oude hoofdkantoor van Staatsbosbeheer.
En al heel snel (nog voor de eerstvolgende halte) zie ik de top van de sequioa als een parasol boven Sandwijck uitsteken. Ik schreef al eens over de bijzondere bomen daar. Kort geleden zijn er bordjes bij enkele monumentale exemplaren geplaatst (zoals de ginkgo en de rode beuk). ‘Niet in en onder deze boom zitten/lopen s.v. p.’ staat er nu. Dat begrijp ik wel. De beheerder heeft zorgen dat de bodem te zeer verdicht bij overbetreding. Dan raakt de ondergrondse lucht-, water- en voedselvoorziening van de boom in de knel. Toch is het uitkijken, wanneer je van levende natuur musea maakt. Dat zijn immers ‘the fabled lands where myths / go when they die, in de woorden van de twintigste-eeuwse dichter James Fenton. Het is een kwestie van afstand.Hoezeer ik me ook voorhoud om altijd opniéuw te kijken, de blik fris te houden, altijd zijn er dezelfde ankerpunten voor het oog: de kerkjes van Doorn en Leersum, de laan naar Broekhuizen, de ‘domtoren in het klein’ van Amerongen en nog veel meer. Nog steeds probeer ik een glimp te ontwaren van het kasteel in die laatste plaats, maar dat is altijd vergeefs.
En dan verandert het landschap. Vanaf Elst rijden we parallel aan de Rijn, alsof we ons door een zeventiende eeuws ‘gezicht op Rhenen’ bewegen. Ik stap uit bij de dierentuin en wandel door het bos van Laarsenberg (van het Utrechts Landschap). Het bos uit en ik zie mijn bestemming al bijna liggen: de buurtschap Laareind. Maar eerst is er toch die gewaarwording, hoe ik deze plek lijk te kennen van vroeger, omdat het zo Limburgs aandoet hier aan de flank van de Heuvelrug. Het gaat niet alleen om de glooiing, ook die machtige boompartijen in de akkers versterken dat gevoel.

Karkas
Wanneer ik het legendarische adres Levendaalselaan 6 bereik, valt meteen op wat er niet is: de enorme kroon van de duizendjarige linde van Achterberg (genoemd naar het dorpje iets verderop). Wikipedia meldt wel mooi ‘De boom staat er anno 2023 nog steeds prachtig en gezond bij’, maar dat lemma is na november van dat jaar niet meer bijgewerkt. In die maand blies een grote storm de kroon en een groot aantal zijtakken uit de boom, de stam scheurde helemaal open.
Wat er nu rest zou ik niet zozeer een ruïne noemen, maar een karkas (in de betekenis van ‘gebrekkig, vervallen gestel’). Zijtakken die de ramp overleefden zijn gestut maar het geheel toont wankel. Toch is de boom niet dood, aan drie kanten is er blad en bloesem (die ruikt alsof er niets aan de hand is).Bomenstichting
In 2016 was ik hier voor het laatst, en toen was het feest: het boek Het Groene Goud, 50 jaar boomverzorging in Nederland werd er gepresenteerd. Ik schreef destijds dat iedereen wel weet dat het heus niet om een duizendjarige linde gaat, maar dat zij waarschijnlijk wel de zeshonderd jaar aantikt. Na de presentatie werd mij uitgelegd hoe je in deze boom verschillende technieken die boomverzorgers door de tijd heen toepasten om oude bomen te redden, kunt zien. Zo werden er vroeger wel trekstangen aangebracht om (verder) scheuren te voorkomen. Ik kreeg ook mee hoe opvattingen in het vak voortdurend bijgestuurd worden en telkens nieuwe methodes ontwikkeld worden waardoor je bomen niet hoeft af te schrijven.
Pas dit jaar ontdekte ik een interessante geschiedenis: de Bomenstichting werd in 1970 in het leven geroepen na de succesvolle reddingsoperatie van de linde van Achterberg die in 1965 begon. Dat was een initiatief van J’ørn Copijn (telg uit de beroemde familie van ontwerpers, kwekers en hoveniers). Staatsbosbeheer pachtte de grond van de boer waarop de boom stond, en creëerde zo een microreservaat. Ook betaalde Staatsbosbeheer toen de kosten voor de revitalisering van de veteraan. In 1986 werd de verzorging van de boom geadopteerd door Copijn.

Vragen
Maar nu. Op het erf spreek ik de huidige eigenaar. Hij heeft vragen: moest dat stutten werkelijk gebeuren door de takken in te zagen? Kan er meer gerichte actie ondernomen worden om de linde te beschermen tegen verdere aftakeling? En is het niet heel lelijk hoe zij er nu bijstaat? Alleen op die laatste vraag heb ik een antwoord: ja.
Hoewel het allemaal heel zorgelijk is, troost ik me met de gedachte dat de linde in ieder geval leeft. En dat de eigenaar hart heeft voor de natuur. Bij het afscheid steekt hij zijn vinger op: ‘luister!’ Het is de roep van de groene specht. ‘Die scharrelt hier rond op zoek naar mieren.’

De linde staat op particulier terrein, maar van de eigenaar mag iedereen haar bezoeken: Levendaalselaan 6, Rhenen.

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog