www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Bomen van Betekenis #19 De dansende bomen van het Speulderbos

28 mei 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

Het Speulderbos, dat in de driehoek Putten, Ermelo en Garderen ligt, is een van de beroemdste bossen van ons land. Ook wanneer de naam je niet direct iets zegt, ken je de plaatjes ervan. Het Speulderbos is namelijk het ‘bos met de dansende bomen’: over best een groot oppervlak staan beuken met kromme of zelfs golvende stammen. Doe er nog een missliert en het lage licht van de zon dat in oktober door de gele en oranje bladeren valt bij en je hebt ook zo’n beetje Nederlands bekendste herfstbeeld. Hoe vaak kom je dat niet tegen, op sites en in magazines, en meestal denk ik dan, niet weer dat identieke plaatje. Maar een bezoek aan de plek zelf stelt nooit teleur. Ik was er vorige week, op een studiedag georganiseerd door hoogleraar Landschapsgeschiedenis Theo Spek. Hij nodigde zijn promovendus Frans Kwadijk uit om te spreken. Tijdens de veldverkenning kwamen ook Rienk Jan Bijlsma (ecoloog, verbonden aan de WUR), Bert Maes (zelfstandig ecologisch adviseur) en Marco Bijl (zelfstandig adviseur agroforestry) aan het woord.

Geen verklaring
Met zoveel kennis aanwezig, greep ik mijn kans en stuurde het gesprek wellicht iets te vaak richting beantwoording van dé vraag: hoe komt het dat de bomen hier dansen? (‘Totdat ze er bij neervallen’, zegt Rienk Jan, wijzend op de grote hoeveelheden dood hout).
Op tal van sites en in folders vind je een eenvoudige verklaring voor het fenomeen: toen hier nog bosbouw plaatsvond haalde men de rechte bomen uit het bos, want die leverden goede planken. De kromme exemplaren liet men staan en die vinden wij nu heel sprookjesachtig. Dat verhaal biedt echter geen verklaring voor het enorme aantal dansende bomen. Daarnaast kun je je wel afvragen waarom het bos in de twintigste eeuw nooit gekapt is voor brandhout. Iedereen kan in de directe omgeving zien hoe een beukenbos zich ontwikkelt dat oorspronkelijk aangeplant is met de bedoeling er later goed plankhout uit te oogsten. Op landgoed Oud Groevenbeek (van Natuurmonumenten) is dat bijvoorbeeld het geval. De plantafstand is dan zo uitgedacht dat de opgroeiende exemplaren elkaar kaarsrecht omhoog stuwen in de strijd om het licht. Bijkomend voordeel is dat bomen die zo volwassen worden geen zijtakken vormen (en dus noestvrij hout opleveren. Wat een kwestie van smaak is of je dat mooi vindt).

Lichtconcurrentie
Het is duidelijk dat de dansende bomen van het Speulderbos in een totaal andere situatie opgroeiden dan de beuken elders. Het is onwaarschijnlijk, maar het zou kunnen, zo weet Marco Bijl uit Duitse bosbouwliteratuur uit het begin van de vorige eeuw, dat een gebrek aan koper in de bodem de oorzaak is van het swingende fenomeen. Op arme zand- en veengronden leidt kopergebrek ook nu nog bij commerciële gewassen tot een slappe, krullerige groei (die verbeterd wordt door een specifieke mestgift).
De aanwezige experts wijzen erop dat je moet kijken naar de uitgangssituatie waarin de beuken opgroeiden. Dat was niet in een aanplanting met soortgenoten, maar in een open ‘ruïne’ van een eikenhakhoutbos. Dat het vrij open geweest moet zijn, kun je zien aan de zijtakken die de beuken vormden (zoals op Oud Groevenbeek duidelijk is, doen ze dat niet, of veel minder, wanneer ze dichter op elkaar staan). Hoe sterk de lichtconcurrentie met de nog aanwezige eiken geweest zal zijn, is lastig te zeggen. Maar het lijkt er niet op dat de beuken ‘zich in bochten moesten wringen’ om boven de eiken uit te torenen, en dat die competitie een volledige verklaring voor hun dansen is.

Open situatie
In 1918, toen Staatsbosbeheer het Speulderbos verwierf, was de grote vraag naar eikenhakhout al lang ingestort. Tot ongeveer 1900 werd het hout vooral geoogst om te schillen, waarna er een looistof uit de bast gewonnen werd die men toepaste in de leerindustrie. De eikenhakhoutpercelen die overbleven liepen langzaamaan vol met beuken. En in sommige documenten lees je dan dat die bomen na verloop van tijd een bijna gesloten kronendak vormden, met slechts hier en daar een opening. Hun eigen nakomelingen moesten in die situatie naar het licht groeien en dat zou een verklaring bieden voor hun uitzonderlijke vormen. Helemaal bevredigend is dat niet. Immers: waarom gebeurt dat dan niet op die manier in al die andere beukenbossen? En nog belangrijker: we hadden al geconstateerd dat de dansende bomen, gezien hun zijtakken, in een open situatie opgroeiden.
Beweiding van het bos was in 1875 al verboden dus bijvoorbeeld schapenvraat biedt ook geen verklaring. De wilddruk was in die tijd bijzonder laag of afwezig (veel ‘typisch Veluws’ wild dat we nu kennen werd in de twintigste eeuw geherintroduceerd). Dus ook in die hoek moet je het niet zoeken.Sneeuw en vorst
Wel is bekend dat er tot aan de aankoop door Staatsbosbeheer bosbessenteelt plaatsvond. Dat gegeven strookt met het opgroeien van de beuken in een open situatie. Bert Maes wijst erop, en het is maar een suggestie, dat er tot aan de klimaatverandering, vaak sprake was van dikke sneeuwpakketten en late en strenge vorst. Zouden die de jonge bomen, die relatief onbeschermd stonden, gedwongen hebben hun buitenissige vormen aan te nemen? Wat ik zelf pas bedenk op de terugreis: Bert toonde mij dat een deel van de beuken ook als hakhout is gebruikt. Dat komt slechts zeer zelden voor (google maar; de zoekmachine corrigeert jouw vraag automatisch en geeft de resultaten voor eikenhakhout). Op de noordwestelijke Veluwe (in Putten) werden beuken zelfs geknot (dat is eigenlijk ook een vorm van hakken, maar dan op zo’n anderhalve meter hoogte). Ik vind ook foto’s van een beukenhakhoutperceel in Doorwerth. Niet dat de bomen daar dansen, maar ze lopen na behakt of afgezaagd te zijn, nogal wispelturig uit. Misschien vormt die oude beheervorm ook een deel van de verklaring voor de dansende bomen.

Er hoort een disclaimer bij deze blogpost. Hij heeft geen wetenschappelijke pretentie, maar is een weergave van gesprekken in het veld.

Op de foto hierboven van links naar rechts: Frans Kwadijk, Rienk Jan Bijlsma en Marco Bijl.
Met dank aan Jan-Peter Sinke, oud-student van Theo Spek en nu werkzaam bij Staatsbosbeheer, voor de uitnodiging.

reageren

geef een reactie

  • Marco Bijl
    30 mei 2024 om 14:29

    Mooi artikel geworden Marcel!

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog