Bomen van Betekenis #18 De Ring van Hoog Buurlo
Het Veluwse Hoog Buurlo bestaat uit twee woonhuizen en twee schaapskooien. Sociaal-geograaf Jan-Olaf Tjabringa die er in 2005 een studie over schreef, noemt het geen gehucht of buurtschap, maar een enclave. De meeste bezoekers hier komen voor de schapen (en die zijn ook geweldig), maar ik kom voor de bomen. Om Hoog Buurlo heen loopt namelijk een beukenlaan die ook wel de Ring wordt genoemd. Je kunt dus een rondje Hoog Buurlo doen. Vanuit die rondgang is het overigens makkelijk doorsteken naar de centrale bebouwing, bijvoorbeeld via een statige beukenallee vanaf de parkeerplaats. Passeer je de kooien en vervolg je je weg dan loop je over de oude schapendrift (nog steeds in gebruik), met aan weerszijden ook beuken. Alleen is hier de weg uitgehold door al die schapenpoten die hem betraden. De drift komt uit op de heide en op dat punt heb je de diameter van de Ring afgelegd. Daar kun je dus ook weer kiezen om links of rechts de Ring op te gaan, maar veel mensen gaan voor een van de paden over de heide. En ik moet zeggen: het zicht vanuit het lover van de beuken over de golvende heide beneemt me de adem. Maar ik sla links af en doe een halve Ring.
Grondgebruik
Op de meeste zandgronden in Nederland was eeuwenlang het potstalsysteem in gebruik. Tjabringa maakt heel goed duidelijk dat er zowel per periode als per plek verschillen waren in hoe dat werd toegepast. Maar het belangrijkste is dat schapen overdag met een herder op de heide verbleven en ’s avonds op stal gingen. De mest van de dieren werd vermengd met heideplaggen (de bovenste grondlaag met begroeiing) op akkers opgebracht om deze vruchtbaar en vochtvasthoudend te maken. Dat gebeurde een tot enkele malen per jaar en door dit gebruik hoogden de akkers dus op. De komst van kunstmest, begin twintigste eeuw, maakte het systeem overbodig (alhoewel het op sommige plekken tot 1950 intact bleef), bovendien bood het de mogelijkheid om bouwland uit te breiden (wat op Hoog Buurlo overigens niet gebeurd is).
Hoe idyllisch het er nu ook allemaal uitziet, ooit liep die oude vorm van landbouw bedrijven behoorlijk uit de hand. Door te intensieve begrazing en overbeplagging verdween de begroeiing en kwam het zand bloot te liggen waardoor de wind er vat op kreeg met als gevolg zandverstuivingen. De Veluwe kende in 1850 zo’n 14.000 hectaren aan zandverstuivingen die dorpen en bouwlanden bedreigden en ook nog eens niet meer rendabel waren. Het was een van de redenen om in 1899 Staatsbosbeheer in het leven te roepen, met het nabij gelegen Kootwijk als een van de eerste gebieden dat bebost diende te worden.
Beukenlaan
Pas veel later, in 1949 komt Hoog Buurlo in bezit van Staatsbosbeheer. De organisatie kocht het van de familie Van Verschuer die het precies één eeuw in eigendom had. Op een oudere kaart, uit 1832, is te zien dat Hoog Buurlo al een rondweg had, alleen stond die toen nog niet in de bomen. Het betrof een zogenoemde tra; een open strook in het landschap die mogelijk gebruikt werd om hakhout over te vervoeren en die tevens dienstdeed als brandgang.
Wanneer baron Van Verschuer de opdracht gaf om van de tra een beukenlaan te maken is niet bekend, Tjabringa vermoedt dat het al in 1850 gebeurde. De brandgang werd toen een brandsingel: doordat onder het dichte bladerdak van de beuken weinig groeit kan een brand zich moeilijk over de grond verplaatsen en ook in de kronen van beuken verspreidt een brand zich lastig.
Het is heel goed mogelijk dat Van Verschuer daarnaast een achterliggend motief had om de beukenlaan aan te leggen: heel Hoog Buurlo kreeg daardoor het aanzien van een landgoed. Wie nu vanaf de Hoog Buurlose Heide naar de enclave kijkt, ziet nog steeds een statige muur van groen.Ontmoetingen onderweg
Het deel van de Ring met aan de buitenzijde de heide en aan de binnenzijde vooral voormalig eikenhakhout is het mooiste stuk. Dat komt natuurlijk door het contrast tussen open en gesloten landschap, het oog verveelt zich geen moment. Maar er valt veel meer te ontdekken. Sowieso wandel ik voortdurend van oud naar nieuw en weer naar oud: delen van de laan die echt op waren zijn vervangen. Dat gebeurde nooit over enorme afstanden, zodat al die soorten die afhankelijk zijn van dood opgaand (of soms liggend) hout kunnen overleven.
Totaal niet zeldzaam, maar wat een verschijning is het: vingerhoedskruid! Het laat zich zien zo gauw als er wat meer licht op de bodem valt, bijvoorbeeld op plekken waar een beuk is uitgevallen. Soms staat er één plant in al haar pracht, maar waar meer van het beukenbladerdek verdween, vertoont ze zich in velden paars, roze en wit.
Op mijn hele route tref ik mestkevers aan. Van mijn Drentse collega Pauline Arends weet ik dat je die in de herfst vaak tegenkomt terwijl ze op hun rug liggen. Hun leven is na het leggen van een eitje voorbij en ze zullen sterven. Maar nu lijkt het me daar nog wat vroeg voor, dus de exemplaren die ik omgekeerd tegenkom, zet ik toch maar weer even op hun pootjes. En elke keer ben ik verbaasd over dat onwaarschijnlijke paars van hun onderlijf.Een halve ronde
Veel mensen kom ik niet tegen. Al zie ik een iemand heel geconcentreerd met een enorme lens in de weer. Het blijkt natuurfotograaf Pim Schuitema te zijn. Op de heide legde hij al een adder vast, en nu richt hij zijn aandacht op de meikevers. Hij laat me zijn geschoten materiaal zien, en mijn smartphonegeklungel komt daar niet bij in de buurt. De larven van dit diertje kunnen flinke schade toebrengen aan gewassen en de meikever is in sommige delen van het land praktisch uitgeroeid door gebruik van gif. (Ik zag er in mijn jeugd, op het Limburgse platteland van de jaren zeventig, nooit een). Los daarvan: wat zijn ze fascinerend met hun grote, vertakte antennes die ze in- en uit- kunnen klappen en waarmee ze allerlei geuren uit de omgeving kunnen detecteren en zo weten of een vrouwtje paringsbereid is, of waar zich voedsel bevindt.
Ik doe maar de helft van de 4,3 kilometer van de Ring van Hoog Buurlo. De rest van het parcours, én de schapen, beukenbossen, bouwland, en wildwal zijn voor een volgende keer.
geef een reactie