Een bosanemoon is ook meer
In het Jaar van het Bos natuurlijk ook aandacht voor bosplanten. Later dit jaar uitgebreid met ecologen aan het woord, nu vooral iets over mijn eigen bevindingen. Ook dit jaar kwam weer dat verontrustende bericht; dat voorjaarsbloeiers weer verder vooruitlopen op de kalender van gemiddelden. In sommige gevallen bloeien planten nu vijf weken eerder dan in 1950. Voor veel planten hoeft dat niet zo’n probleem te zijn, maar voor het systeem waarin ze ‘functioneren’ is klimaatverandering ontwrichtend. Bekendste voorbeeld daarvan zijn de vogelsoorten die zich voeden met insecten (en hun larven) die op hun beurt voor hun voedsel aangewezen zijn op specifiek groen. Als in dat geheel waarin alles samenhangt, iets gaat schuiven, kunnen de gevolgen enorm zijn.
Gevolg klimaatverandering
Twee jaar geleden hoorde ik in het Dwingelderveld, in het deel waar in de jaren twintig van de vorige eeuw stuifduinbebossing plaatsvond, een bijzonder verhaal van boswachter Albert Henckel. Het is overigens ook het gebied waarin ’t Haantje staat (Bomen van Betekenis #5). Er groeit veel grove den en berk en de ondergroei bestaat veelal uit grassen en kraaiheide. En tegen elke boom van een beetje leeftijd heeft zich wel een hulst gevleid. Het is het gebied van de bonte vliegenvanger die het makkelijker gemaakt wordt met zo’n vierhonderd nestkasten (van nature broedt hij in holen, maar dat wordt maar zelden gezien). Onderzoekers, met Christiaan Both voorop, constateren iets wonderlijks in het gedrag van de vogels -maar eigenlijk is het evolutie aan het werk. Hun hele voortbestaan hangt af van een vrij nauwkeurige timing. Wanneer ze terugkeren van hun overwintering in Ivoorkust en aankomen in het Dwingelderveld wordt er gepaard en leggen ze hun eieren (blauw als amandelbonen). Het uitkomen van de eieren moet samenvallen met de rupsenpiek, zodat er genoeg voer is voor de jongen. Die ‘window of opportunity’ is niet meer dan drie weken. Door klimaatverandering valt de rupsenpiek nu echter drie weken eerder dan voorheen. De bonte vliegenvanger weet zijn levensritme hierop aan te passen door twee weken eerder naar Nederland te vliegen. Voor soorten die dat niet kunnen (aangetoond bij fitis en tuinfluiter) zal klimaatverandering veel dramatischer uit kunnen pakken.
Niet op zichzelf, maar in samenhang
Terug naar de bosplanten, en specifieker de bosanemoon. Ook die bloeit weken eerder dan ik mij uit mijn jeugd herinner. Voor deze ene soort op zich lijkt daarmee nog niets aan de hand. De plant heeft andere eisen. Zij houdt van humus en een wat vochtige bodem. Maar op die humus mag zich niet te veel strooisel ophopen, dan kan de bosanemoon niet uitlopen vanuit haar wortelstokjes. In bossen met bomen waarvan het blad langzaam verteert gedijt de bosanemoon niet. Maar er is meer: het verterende blad mag ook niet te zuur zijn en de er moet sprake zijn van voldoende licht op de bodem. In een gesloten beukenbos zie je de bosanemoon niet snel, maar in een opener bos met bijvoorbeeld linde floreert hij.
In een (min of meer) natuurlijk bos hebben tal van dieren effect op wat er groeit, en uiteraard geldt dat ook omgekeerd. Dat is een open deur, maar toch lijken we telkens te vergeten hoe alles samenhangt. Op een landgoed in de buurt van de stad Utrecht volg ik al enkele jaren de bosanemonen. In het parkbos staan vooral soorten waar de bosanemoon niet van houdt, zoals beuk en Amerikaanse eik. Maar er komen ook dassen en reeën voor. Die eerste is een echte bodemwoeler, de tweede legt met zijn veegsporen de bodem bloot tot op de humuslaag. Op die plekken kunnen in de toekomst misschien bosanemonen verschijnen. Want ze zijn er al op andere plaatsen in het bos. Opmerkelijk genoeg aan de ‘lijzijde’ van de rododendrons. Aan een kant vangen die gigantische struiken (waaronder niets wil groeien vanwege hun schaduw en het feit dat ze de bodem zuur maken) wordt blad ingevangen. Aan de andere kant vertonen zich nu de witte sterretjes van de bosanemoon.
Bizons en Bosanemonen
Een grote bodemwoeler, zoals het wilde zwijn, heeft nog veel meer effect op zijn omgeving. In Engeland is in een experiment zelfs aangetoond dat zijn aanwezigheid de verspreiding van de boshyacint kán verbeteren. Terwijl eerst gevreesd werd dat het dier die prachtige blauwe bloemtapijten alleen maar zou vernielen. Ook hier gaat het weer om samenhang, maar ook om schaal. Helemaal interessant wordt het wanneer een bossysteem ‘compleet’ is. Daar komt dan wel meteen een vraag achter vandaan: hoort de mens daar dan ook bij? Misschien alleen wanneer zijn aanwezigheid het geheel niet schaadt? Voor nu beelden van het bos van Bialowieza (het Poolse deel) dat als het ‘meest oer’ geldt van wat er in Europa te vinden is. Ik weet heus wel dat er al eeuwen sprake is van allerlei menselijke bemoeienis met het woud en dat de bizons nazaten zijn van exemplaren die in gevangenschap gehouden werden. Maar toch: kijk! En leer ook over de rol van mieren in de voortplanting van de bosanemoon.
Met dank aan Titus Verheijen voor het toesturen van het filmpje.
De foto van de bosanemonen komt uit een eerder blog over De Geelders.
geef een reactie