Boeken over Bomen #8 De boom die een wereld was
Al meteen op de eerste bladzijde van zijn nieuwe boek voert schrijver Yorick Goldewijk je diep de wereld van de boom in: ‘Je kon er uren struinen over paden van bast, langs knoesten en nerven en plasjes van dauw.’ Goldewijk weeft vervolgens een complex verhaal waarin hij laat zien hoe alles met alles verbonden is in en om de boom. Maar hij doet nog veel meer; zo gaat dit kinderboek ook over vergankelijkheid, het relatieve van tijd, de liefde en de vraag naar wie je bent. Toch is het geen moeilijk boek geworden en de lezer verdwaalt nergens. Serieus denkwerk is optioneel, je kunt het boek gewoon alleen voor de verhalen lezen. En er zit ook veel humor in. Goldewijk weet het allemaal heel knap te combineren.
Eigenlijk is deze ene kinderboekenboom alle bomen. Zo leeft er tussen zijn takken een luiaard (die we kennen uit Zuid-Amerika) maar er woont ook een maanvlinderrups (die in Azië voorkomt). Bij Goldewijk gaat dat met de grootste vanzelfsprekendheid. Heel wat van de negentien diersoorten die de auteur noemt, vertonen ook nog eens wat ik maar atypisch gedrag noem. De luiaard beleeft er veel plezier aan om ’s nachts zijn boom te verlaten en dan flink te gaan rennen. ‘En gillen. Gewoon lekker gillen.’ Waar ik erg om moest lachen. Het kan ook wat verfijnder of geestiger: ‘De steenuil had eens een vriend gehad die zeker wist dat hij een wandelende tak was. Jaren later bleek hij gewoon een tak te zijn.’
Natuurlijk moest ik af en toe aan Toon Tellegen denken, of aan zenverhalen (bij de boerenzwaluw die niet weet wat hij kwijt is, maar toch een leeg gevoel heeft), of aan Sue Townsend bij de beer die weigert uit zijn winterslaap te komen (‘weer een halfjaar een onstilbare honger proberen te stillen…bekijk het lekker’) en gewoon in zijn hol blijft in de lente. Maar Goldwijk is toch vooral heel erg zichzelf en knipoogt naar de volwassene die het boek voorleest, zoals bij de ambitieuze glanzende houtmier. Die wilde ‘moedig gaan waar nog nooit iemand was gegaan.’
Goldewijk beheerst de kunst van het schrijven van de perfecte sprookjeszin. ‘Het meertje van de snoek lag in de schaduw van de boom.’ Zonder moeilijk te doen, tovert hij hier een hele wereld tevoorschijn. Maar wat volgt is geen mysterieuze vertelling over een eeuwenoude vissenkoning of zo, maar iets heel anders. De snoek blijkt een stuk chagrijn die zich aan alles ergert, zelfs aan het klepperen van de kieuwen van de andere snoek. Maar de andere snoek is hopeloos verliefd op de snoek.
In dit boek worden niet gewoon verhalen aan elkaar geregen, er zijn ook kruisverbanden en gigantische perspectiefwisselingen. Kortom de hele trukendoos gaat open, zonder dat het geforceerd wordt. En bij de bonte boomeekhoorn weet Goldwijk de lezer (of het voorgelezen kind) zelfs even prettig paranoïde te maken. De eekhoorn krijgt het advies van de gewone pad om weg te blijven bij de mensen. ‘Je begint steeds meer op ze te lijken.’ Op het einde van het hoofdstuk kijkt de eekhoorn naar zijn handen, en jawel, er zit een spidermanhorloge om zijn pols…Is het slechts zijn verbeelding? Maar een paar vertellingen verder ziet de steenuil dat horloge ook.
Op het einde van het boek brengt Goldewijk alle dieren samen. Ze vieren feest bij de boom, elk dier naar zijn aard (al wijkt die regelmatig af van wat National Geographic ons toont). En dan staat er die zin die alles op z’n kop zet: ‘En omdat de boom nog lang niet moe was en de smaak te pakken had met doen alsof, verzon hij nog een allerlaatste dier:’ Ik zeg niks.
Yorick Goldewijk, De boom die een wereld was, geïllustreerd door Jeska Verstegen (2024).
Eerder schreef Goldewijk al over de wonderlijke wereld die een berg bladeren is:
geef een reactie