Boeken over Bomen #7 Het bosgevoel van Herman Vuijsje
Schrijver Herman Vuijsje (1946) heeft zich vele malen uitgelaten over de staat van het Nederlandse landschap. Hij schreef er zelfs een essay over op uitnodiging van Staatsbosbeheer. Dat was in 2006. Sinds vorig jaar ligt er ‘Bosgevoel’ en dat is, zo belooft de ondertitel ‘een ontdekkingsreis door het diepe woud van Nederland’.
Meteen al door dat woord ‘woud’ heb ik mijn bedenkingen. Dat is toch verdwenen uit Nederland? Tenminste als je het als een vorm van wilde natuur met zeer weinig menselijke invloed opvat. Maar goed, het gaat Vuijsje om het gevoel en niet om het uit de doeken doen van de Nederlandse bosgeschiedenis. Dus ik ga als lezer met hem mee, benieuwd of hij het woud vindt en hoe dat voelt. Zijn zoektocht gaat van Crailo naar Hattem. Onderweg zijn er tal van bespiegelingen en in gedachten zijn er uitstapjes naar andere gebieden.
Vuijsje groeide op in Bussum en voor het zondagse ommetje trok het gezin naar Crailo. Zowel de weg heen als terug voerde via lommerrijke lanen maar Vuijsje haatte het ommetje; het is zo’n mislukking om op hetzelfde punt uit te komen als je vertrok, zegt hij wandelfilosoof Frédéric Gros na. Echt wandelen gaat over ontdekken, op doortocht zijn.
Al in zijn eerste hoofdstukje snijdt de auteur iets interessants aan: hoe tweeslachtig het beeld van het bos is in de westerse cultuur. Van de ene kant is het een mythisch thuis en bron van overvloed, van de andere kant is het ook duister en vermoed je er zaken die niet pluis zijn. Voor Vuijsje zelf geldt dat het bos op voorhand niet zijn plek is, hij heeft een horizon nodig. Toch vindt hij later ook geborgenheid in het bos en blijkt hij gevoelig voor allerlei bosromantiek, waarvoor hij zich een beetje schaamt.
Hoe dat zit met die schaamte legt hij uit wanneer hij in Vierhouten is aangekomen. Het is het sterkste stuk uit het boek. Middenin de Veluwse bossen stichtte de Arbeiders Jeugd Centrale (de jongerenafdeling van de SDAP, de voorloper van de PvdA) in 1923 een buitenverblijf. Vuijsje (zelf uit een ‘rood nest’): ‘Ieder jaar met Pinksteren trokken ze [de jongeren] naar de Paasheuvel om daar al zingend, volksdansend en wandelend hun geloof in wereldomvattende, nieuwe socialistische gemeenschap te vieren.’ En hij citeert uit het AJC-orgaan: ‘Geven willen wij ons geheel en al, en onze machtige zang zal klinken ver over de stille donkere bossen van de oude rijke Veluwe.’
En dan ziet hij de talloze paralellen met de NSB die op diezelfde Veluwe, ‘in het diepe onbedorven woud’, zijn eigen rites uitvoerde en op de Goudsberg fakkeloptochten hield.
Je kunt natuurlijk zeggen: die bossen zijn onverschillig. Het is de mens die een betekenis aan hen opdringt, als cultusplaats voor van alles en nog wat. En toch -hier komt die bosromantiek om de hoek kijken – ervaar je ook dat het omgekeerde eveneens waar is: dat er zich wel degelijk iets in het woud voordoet dat iets in ons raakt dat ver voorbij de rede ligt. Dat is twee keer ‘iets’ in één zin (van mij, niet van Vuijsje), maar concreter wordt het even niet.
Zoals aangegeven, Vuijsje is heel goed in het naast elkaar zetten van bosbeelden, in ambivalentie onder woorden brengen. Onderweg zijn er wel wat ontsieringen in de tekst. (Het vreemde tropische omslag laat ik buiten beschouwing). Het vele Engels stoorde mij niet eens zo, totdat hij op bladzijde 79 een sterrenmosje omschrijft als een ‘tender green miniscuul palmboompje’. Ook zitten er hier en daar foutjes in wat hij zegt, zo is de bijnaam van het kolossale zendgebouw van Radio Kootwijk niet ‘De Mastodont’ maar ‘De Sfinx’ (of ‘De Kathedraal’) en behoort de Pijnenburg niet tot de Stichtse Lustwarande (al sluiten ze op elkaar aan).
Vuijsje is een babyboomer en daar val je iemand niet op aan (ik wens ook niet weggezet te worden als ‘Gen-X’er’). Het is best leuk om voor het eerst in decennia weer eens ‘alles kits’ te lezen. Maar vreemd wordt het wanneer hij schrijft: ‘Aan vervloekte en betoverde bossen is ook geen gebrek, zoals in 1999 nog in de film The Blair Witch Project.’ Het gaat om dat woordje ‘nog’. We zijn toch echt 25 jaar en honderden films met woudhorror verder.
De vraag is natuurlijk of de schrijver in Nederland, waarvan altijd gezegd wordt hoe druk en aangeharkt het is, een plek vindt voor het totale bosgevoel. Hij is in verrukking wanneer hij vanaf de uitkijktoren zicht heeft over de Kaapse Bossen. Het doet hem zelfs aan de wouden van Suriname denken, al piept hier de Lange Jan in Amersfoort erbovenuit. In die Kaapse Bossen en in de boswachterijen Leersum en Amerongen voelt hij zich voor het eerst opgenomen in het bos. Hij heeft zijn nederwoud gevonden, en hij weet heus wel dat dit sterk door de mens bepaald is.
Die omarming door het bos gebeurt hem ook in Kroondomein Het Loo. Hij zit op een boomstronk en, zo maant hij zichzelf, nu moet het er echt van komen: na talloze citaten van beroemde schrijvers zelf uitdrukking geven aan het bosgevoel. Er vloeit niks uit zijn pen. Of toch! Hij zegt precies wat mijn bosgevoel behelst: ‘Gemengde gevoelens vloeien hier samen tot één groot gevoel van vervulling, dat gevoel verdrijft het denken en deze vrijwaring van gedachten beneemt me de woorden.’ Alleen, Vuijsje wil daarna naar het open landschap, naar de IJssel, het vlakke land en de vrijheid.
Afbeeldingen komen niet uit het boek. Het gaat om: ‘Konings Eik’ in Kroondomein Het Loo en een zicht vanaf de uitkijktoren in de Kaapse Bossen (door Dennis van de Water).
geef een reactie