Voor Valentijnsdag: Liefde in het groen
In twee van de beroemdste liefdesgeschiedenissen uit de Westerse literatuur speelt het woud (of het bos) een grote rol. Het is de plek waar je onbespied bent, waar de regels van de samenleving even opgeschort zijn. Jonge stellen begeven zich tijdelijk in het bos omdat de maatschappij hun de liefde belet. Zij weten echter dat ze voor elkaar gemaakt zijn. Pas wanneer iedereen ook tot dat inzicht is gekomen (en tal van obstakels overwonnen zijn) triomfeert de liefde en is het feest in de slotscène.
In Dafnis en Chloë van de Griekse schrijver Longus (tweede eeuw na Christus), is het woud meer dan een tijdelijk toevluchtsoord. Het is het ideale decor voor de ontluikende liefde die ongekunsteld is, niet door geld valt te corrumperen en niet met geweld is af te dwingen.
Dafnis en Chloë zijn beide vondeling. Hij werd gevonden toen hij gevoed werd door een geit. Zij lag bij een bron waar nimfen verblijven en waar ze melk kreeg van een schaap. Wanneer ze ouder zijn, ontvangen hun pleegvaders een droombeeld: het scheen hun toe dat de nimfen ‘Dafnis en Chloë overleverden aan een zeer levendig en fraai kereltje met vleugels aan de schouders, dat pijltjes en een pijlkokertje droeg, hen beiden met één pijl trof, en hun gelastte, dat Dafnis voortaan geiten zou weiden, Chloë daarentegen schapen.’ Hun liefde en hun toekomst was dus door een liedfesgod bepaald en daar is geen ontkomen aan. Terwijl de pleegvaders daar toch hele andere ideeën over hadden: waren de windselen waarin de zuigelingen lagen geen aanduiding van een rijke komaf?Onwennig in de liefdeskunst
Terwijl Dafnis en Chloë het vee van hun heren hoeden, worden ze verliefd maar hun naïviteit staat hun in de weg. Het is het charmantste deel van de vertelling: hoe ze door naar de natuur te kijken aan de liefdesroep gehoor willen geven. Ze proberen van alles: ‘Nabij elkander op een eiketronk gezeten, en proevend van het zoet van de kus, deden zij zich onverzadelijk aan dat genot te goed. En ook bij de omstrengeling met hun armen drukten zich hun lippen opeen. Maar toen bij zo’n omhelzing Dafnis het meisje sterker dan anders tot zich trok, legde Chloë zich een weinig op de zijde. En ook hij legde zich neder, om de kus te vervolgen. Toen herkenden zij het beeld, dat zij in hun dromen hadden gezien, en lange tijd lagen zij samen terneder als aaneengebonden. Maar daar zij van het verdere niets wisten, en in de mening verkeerden, dat dit het uiterste was van het mingenot, scheidden zij na het grootste gedeelte van de dag nutteloos te hebben gesleten…’ Ze bootsten na wat ze bij de schapen zagen (hoe de rammen de ooien bestijgen) en eten uit elkaars mond zoals de vogels doen, maar er blijft een pijnlijk verlangen.
Er volgen veel avonturen en Dafnis wordt door een ervaren vrouw ingewijd in de liefdeskunst. (En hij krijgt de waarschuwing mee voorzichtig te zijn met de maagdelijke Chloë). Tot slot is er het huwelijk. Voor de nimfengrot wordt groen loof uitgespreid zodat alle feestgangers kunnen aanliggen. Dan trekken Dafnis en Chloë zich terug ‘en toen eerst ervoer Chloë, dat wat zij tot dan toe in het bos hadden bedreven niet meer was geweest dan een herderlijk spel.’
Verwarring in het woud
In Shakespeare’s blijspel Een Midzomernachtsdroom (tot stand gekomen in het laatste decennium van de zestiende eeuw) is het woud, buiten Athene, ook een vluchtplaats voor geliefden: Hermia en Lysander zijn verliefd op elkaar maar haar vader verbiedt een huwelijk. Ze kunnen niet in de stad blijven en het bos is hun enige uitwijk. Dan zijn er ook nog Helena (beste vriendin van Hermia) en Demetrius, zij is verliefd op hem, maar hij, aanvankelijk althans, op Hermia. Om hem voor zich te winnen verraadt Helena de vlucht van Hermia. Demetrius besluit achter Hermia aan te gaan, gevolgd door Helena.
In het bos arriveren ook de elfenkoning Oberon en zijn gemalin Titania om het huwelijk van Theseus (hertog van Athene) en Hippolyta (koningin van de Amazonen) bij te wonen. Het koninklijk paar is echter in een liefdesstrijd verwikkeld. Waar het woud in Dafnis en Chloë staat voor de natuurlijke orde naast die van de stad, is er hier sprake van een heel andere situatie. Er is chaos, kluchtige verwarring en heel veel woudtover. Uit een bloem blijkt namelijk een magisch sap te winnen: sprenkel je dat op iemand dan wordt die persoon verliefd op het eerste levende wezen dat hij of zij ziet. Dat gaat eerst enorm mis. Maar uiteindelijk vindt er een soort herschikking van de hartstochten plaats en komt alles goed. De wanorde van verkeerde liefdes wordt afgedaan als een droom, en er kan een driedubbel huwelijk plaatsvinden. Ook tussen Oberon en Titania komt alles in orde en hun hereniging (na een dwaas avontuur) is een en al forest splendor.
Dat verliefden het bos, of überhaupt de natuur, op zoeken voor hun plezier lijkt van alle tijden. Maar is dat wellicht niet. Uit de late middeleeuwen zijn tal van afbeeldingen bekend waarop te zien is hoe rond de eerste mei een jongeling een tak groen uit het bos heeft gehaald en die aanbiedt aan zijn (beoogde) geliefde die veilig in de stad bleef. Later verandert dat en trekt men ook gezamenlijk naar buiten: bij Albrecht Altdorfer (1511) zitten de geliefden niet in een ommuurde hof, zoals vele malen eerder verbeeld, maar in een woud.Mit mien maedje
Valentijnsdag, geen oude traditie in onze streken, is in het koude jaargetijde en dit jaar valt de carnaval er direct voor. Dat is een feest dat met de omkering van de normale orde wel wat weg heeft van het woud bij Shakespeare en altijd veel nieuwe stellen oplevert. Of die nu romantisch naar het bos gaan valt echter te betwijfelen. Er is wel één carnavalslied dat elke Limburger kent (en dat ook buiten het seizoen gezongen wordt), waarin gedroomd wordt over het bedrijven van de liefde in het groen. Het vat als geen ander de spirit van Valentijnsdag samen. Hier het mooiste stukje:
As de sterre dao baove Straole,
en as de maon dao above Haerunge hingk
En dan örges in ’t greun verschaole
de nachtegaal ein leefdesleedje zingk
Dan wil ik wandele nao Schandele mit mien
maedje
zitte kôsmoele beej de Venkoele naeve ‘t
paedje
As de sterre dao baove Straole
en as de maon dao baove Haerunge hingk
De tekst is van Frans Boermans en dateert uit 1977. In de eerste regel zit een dubbele betekenis: het gaat niet alleen om een stralende sterrenhemel, ‘Straole’ is Venloos dialect voor het Duitse Straelen. Het is dus ook een plaatsaanduiding. Het lied verhaalt van een jongen die van de ene kant van de stad naar de andere moet om bij zijn meisje te komen. Onderweg fantaseert hij over een kuspartij (‘zitte kôsmoele’) bij de Venkoelen. Dat is een waterpartij omzoomd met geboomte in natuurgebied Zwart Water. Om de nachtegaal zijn liefdeslied te horen zingen, moet er wel tot april gewacht worden.
Vrijerslanen
In Nederlandse bossen en vooral lanen wemelt het van de liefdesuitingen. Heel bijzonder is het liefdes- of knopenlaantje ten zuiden van Kasteel Vorden. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond daar de gewoonte dat stellen hun liefde bezegelden door een knoop in de twijgen van de bomen te leggen. Er zijn nog vele tientallen van dit soort lover’s knots aanwezig. Ze vormen de voorlopers van die slotjes die nu vooral aan bruggen worden gehangen.
In heel veel plaatsen zijn vrijerslaantjes vlak buiten de dorpskern te vinden. Boswachter Jelka Vale liet mij in het Groningse Ter Apel ‘t Sikkeloantje zien. Die naam behoeft enige uitleg. ‘Sikke’ is dialect voor sjansen, maar het gaat verder toch echt om een forse dubbele laan van beuken. Het lijkt wel of de bewoners van het dorp de locatie met een verkleinwoord een term of endearment (koosnaam) gaven. De laan werd rond 1910 ingeplant en verving op dit stuk een langere eikenlaan uit circa 1760. (Daar staan nog enkele exemplaren van, verderop richting Ter Haar). Het is een plek op wandelafstand van de bebouwde kom en dichtbij het beroemde klooster, maar je bent er in een heel andere wereld -het gaat weer om dat onbespiede! Waarschijnlijk ontstond in de jaren twintig de gewoonte om met name tijdens de Hemelvaartfeesten de laan op te zoeken om een vrijer of vrijster te vinden.
Vooral in de jaren vijftig en zestig waren de danslessen in het vlakbij gelegen logement het Boschhuis populair. Ik weet niet hoe het precies in Ter Apel en omstreken zat, maar gescheiden onderwijs (lager en voortgezet) werd pas in 1968 afgeschaft. Dus het ontmoeten van de andere sekse was heel anders dan nu. Wel hoor ik verhalen dat de toenadering vaak door de jongen gezocht werd en dat een uitnodiging om naar de laan te gaan, op dezelfde manier begrepen werd als het Achterhoekse ‘brommers kiek’n?’.
De laan is echt monumentaal, als het schip van een kerk. Er is wel wat uitval van bomen, vooral veroorzaakt door schimmels. Maar het dode opgaand hout is geweldig voor de groene specht, de rosse vleermuis en de baardvleermuis. Jelka toont mij tientallen inkervingen in de bast van de beuken. We zien harten, initialen, ‘I Love’. De liefdeshistorie van het dorp is hier opgeschreven. Maar die is niet zomaar te ontcijferen. We lezen ‘Sam en Piet’. Een afkorting voor Samantha? Voor Pieternel? Of toch gewoon Sam en Piet, waarbij m/v er niet toe doet. De Liefde is tenslotte voor iedereen.
De vertaling van het citaat uit Dafnis en Chloë is van Jan Prins.
Het schilderij met daarop Dafnis en Chloë is van François Gérard (ca.1824), het schilderij van de hereniging van Oberon en Titania is van Joseph Noel Paton (1847).
geef een reactie
Saïra van Essen
Wat een fijne blog. Verlangen naar liefde is van alle tijden.