www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Boeken over Bomen #5 Bomen en Bossen volgens Ton Lemaire

1 februari 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

‘Alleen al gelet op de vele boeken die erover verschijnen, bestaat er de laatste tijd een opmerkelijke belangstelling voor bomen, alsof ze een brandpunt vormen in de vergroening van ons wereldbeeld.’ Met deze constatering opent Ton Lemaire zijn nieuwste boek. En hij heeft gelijk; zeker sinds het succes van Peter Wohllebens 'Het verborgen leven van bomen' (de eerste Duitstalige druk dateert al uit 2013), is er een voortdurende aanvoer van nieuwe boeken over het onderwerp. Wat voegt Lemaire zelf toe?


Eerst iets over de auteur. Lemaire is antropoloog en cultuurfilosoof maar zette in 1970 een nieuw vakgebied op de academische kaart met zijn publicatie Filosofie van het landschap. Zo’n twintig boeken volgden en in bijna al die werken wordt de natuur en de menselijke omgang met haar, beschouwd vanuit de letteren, antropologie en filosofie. Met open zinnen (2002) is veruit favoriet bij mij. Alleen die titel al, in drie woorden een voor mij toen nieuwe levenshouding samengevat. Ik las het boek overigens onder de bomen van het Parque del Buen Retiro in Madrid, dus er hangt voor mij ook iets omheen van een warme herfst en de geur van hars.

Rare informatie
Voor Bomen en bossen (2023) moet Lemaire nog een keer door alle naslagwerken zijn gegaan op zoek naar feitjes over zijn nieuwe onderwerp. Nu deed ik dat zelf ook in het eerste coronajaar en vond ongeveer dezelfde zaken, al heeft iedereen natuurlijk eigen vakgebieden waar je beter in thuis bent. Wat Lemaire nu presenteert is een prima introductie bij de voor de hand liggende thema’s ‘de boom in de kunsten’, ‘de boom in de klassieke en Germaanse mythologie’, ‘de boom in de Bijbel’, ‘de boom in schriftloze culturen’, ‘de boom en de menselijke expansiedrang’ enzovoorts. Al is het af en toe schrikken. Wanneer hij het over de walnoot heeft, meldt hij: ‘Een belangrijk product dat ervan gemaakt wordt is een hoogwaardige olie, geschikt niet zozeer om in te bakken zoals bij de olijfolie als wel voor het aanmaken van salades.’ Zo’n uitleg is toch meer iets voor de Allerhande.

Te veel aangestipt, te weinig uitgediept
Ik leer best leuke dingen. Ik verwachtte dat de olijfboom van alle soorten het meest genoemd wordt in de Bijbel. Maar dat klopt niet, het is de ceder. In het hoofdstukje over de Heilige Schrift noemt Lemaire terecht hoe daarin al een omgang met de natuur wordt vastgelegd die later van grote invloed wordt in het Westers wereldbeeld, ook toen dat seculariseerde. Het gaat erom dat God niet in zijn schepping aanwezig is en dat er dus ook niet zoiets bestaat als een heilige boom. De verspreiding van het Christendom ging hand in hand met wat Lemaire de ontwijding van de natuur noemt. Hij citeert uit Jesaja waarin God waarschuwt: ‘Bijeenkomen onder heilige eiken, offers brengen in tuinen, dat is wat jullie graag doen, dat is wat jullie verkiezen. Het is een schande!’
Al na zeven en een halve bladzijden (waarin ook nog de verboden vrucht aan bod komt), schrijft hij: ‘Ik heb uitvoerig stilgestaan bij de manier waarop in de Bijbel over bomen wordt geschreven…’ Nou ja! Gelukkig komt hij later wel terug bij dit onderwerp.

Er ontbreekt wel heel veel
De grote vraag is voor wie schreef Lemaire dit boek? Je moet er als lezer tegen kunnen dat de auteur voortdurend meldt wat hij doet. Voorbeeld: ‘Eerst heb ik aandacht besteed aan de individuele boom, nu wil ik overgaan naar afbeeldingen van meerdere bomen samen…’ Dat gaat het hele boek zo door, maar het citaat is uit een van de stukjes over de boom in de kunst. Die voor hem alleen uit schilderkunst bestaat en ophoudt bij Mondriaan. Alsof er na 1911 niets meer gebeurde in de kunst! Een heel interessant punt is toch te maken over de boom die (bijna) zelf kunst wordt. Beuys, Penone, de vries, Goldsworthy, Vermeijs en nog een hele rij anderen, worden genegeerd. Ik kan niet verzinnen waarom Lemaire die overslaat. Een ander raadsel: waarom bespreekt hij als antropoloog nauwelijks onderzoek dat na Lévi-Strauss (1908-2009) plaatsvond en -vindt?
Op één plek noemt Lemaire Staatsbosbeheer. Het gaat over de vele duizenden hectares die Staatsbosbeheer met grove den inplantte om zandverstuivingen tegen te gaan en om een hogere opbrengst te halen van heidevelden die hun functie in het landbouwsysteem hadden verloren. Dat is een groot deel van met name onze vooroorlogse geschiedenis. Lemaire schrijft (zonder bronvermelding): ‘Gelukkig worden ze [de grove dennen] de laatste decennia steeds meer vervangen door loofbomen en verstandiger behandeld en beheerd door Staatsbosbeheer, al wordt er de laatste tijd weer meer gekapt en dat helaas door kaalkap, de in ecologische opzicht juist slechtste methode.’ Dat is ongenuanceerd. Al jaren komt er minder hout uit de Nederlandse bossen en sinds augustus 2022 is kaalkap verboden bij het oogsten. Dat is overigens een definitiekwestie: het betreft een verbod op het kappen van meer dan 0,5 hectare. (Stichting Natuuralert vindt dat er ook bij die grootte sprake is van kaalkap). Bij omvorming, naar bijvoorbeeld heide of stuifduinen is kaalkap wel toegestaan.

Ergens schrijft Lemaire dat dit misschien wel zijn laatste boek is. Ik hoop dat hij de tijd heeft om nog een echt persoonlijke bespiegeling te schrijven waarin hij uitwerkt wat hij nu summier behandelt. Met daarin meer aandacht voor zijn pleidooi voor ‘een verruimde rede die recht kan doen aan een rijkere sensibiliteit voor de natuur…’ Indachtig de ondertitel die hij deze gemankeerde uitgave over bomen meegaf: Bondgenoten voor een leefbare aarde.

Afbeeldingen:
Achille Etna Michallon, Le chêne et le roseau, 1816 (Uit het imaginaire museum van Lemaire)
Ivan Shishkin, Eikenbos, 1887

 

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog