www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Boeken over Bomen #2 Het laatste bos?

14 januari 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

Stel je voor het is 2038 en de mens heeft veel te weinig gedaan om de door hemzelf veroorzaakte klimaatverandering te temperen. Mensen kijken terug op de opwarming van de Aarde die leidde tot de Great Withering (het Grote Verdorren) van tien jaar daarvoor. Wereldwijd maakte de verdroging bossen toen vatbaar voor schimmelplagen en 'aanvallen' van insecten.

Van de ramp gespaard
Bomen, of eigenlijk bossystemen, waren niet in staat zich aan te passen aan de zeer snel veranderende omstandigheden. De bossen stierven en de bodem kwam bloot te liggen waardoor de wind er vat op kreeg met voortdurende stofstormen tot gevolg. Op slechts enkele plaatsen gebeurde dat niet en die vormen de laatst overgebleven reservaten. Het mooiste en beroemdste voorbeeld is Greenwood Arboreal Cathedral op Greenwood Island, voor de Pacifische kust van Canada. Hier is, waarschijnlijk door zijn excentrische ligging en microklimaat, 75 vierkante kilometer oerbos gespaard, voornamelijk bestaande uit Douglassparren en reuzenlevensbomen. Het eiland wordt wel geëxploiteerd voor toerisme: ‘The Greenwood Arboreal Cathedral is in the tree entertainment business’, krijgt Jake te horen. Zij is dendroloog (bomendeskundige) die haar studieschuld probeert af te lossen met haar baantje als bosgids. Bezoekers hebben er namelijk kapitalen voor over om een glimp op te vangen van het paradijs dat ooit was en misschien met enige hoop weer terug te keren naar de bewoonde wereld.

Botsende wereldbeelden
Met dit duister beeld van een nabije toekomst begint de roman Greenwood (2023) van de Canadese schrijver Michael Christie. En meteen al in die opening plant Christie een zaadje van waaruit een spannend verhaal ontspruit: Jake’s achternaam blijkt Greenwood te zijn. Hoe kan het dat zij en het eiland dezelfde naam dragen? Om dat uit te leggen heeft de auteur bijna 500 bladzijden familiegeschiedenis nodig, en die vertelt hij zoals je een schijf uit een boom kunt zien; met aan de rand de laatste ring, in het centrum de oude kern en van daaruit weer naar de buitenkant toe. De lezer gaat in deze dwarsdoorsnede eerst terug in de tijd, naar achtereenvolgens 2038, 2008, 1974, 1934, 1908 en van daaruit via dezelfde ‘jaarringen’ weer naar de toekomst.

Het interessantste aan het boek is niet zozeer de saga op zich, die vlot en met veel cliffhangers en plotwendingen wordt verteld, maar hoe Christie beelden van en meningen en (voor)oordelen over bos en natuur tegenover elkaar plaatst. Zo is daar Harris Greenwood, eigenaar van een houtimperium dat hij in de jaren dertig opbouwde en die zelfs van de mooiste en grootste sequioa alleen de productiewaarde ziet. Sterker nog; het kappen van (oer)bos is een vorm van zelfverdediging. Wie daar andere ideeën over heeft, voegt hij toe: ‘Jij denkt dat bomen heilig zijn, dat ze van jou houden. Dat ze voor jouw plezier groeien. Maar wie echt iets van bomen snapt, weet dat ze genadeloos zijn. Lang voordat wij er waren vochten ze al voor hun voortbestaan en voerden ze een oorlog om het zonlicht. En met plezier zouden ze je vermorzelen of vergiftigen als hun dat enig voordeel opleverde.’ Tijdens zijn studie bosbouw hoorde hij voor het eerst over de nationale parken die onder Roosevelt in Amerika waren ingesteld en waar hij het nut niet van inziet: ‘Alsof de president niet wilde rusten voordat de wereld een grote zandbak was waarin de mensheid kon spelen.’ Christie zet zo de figuur Harris als tycoon (en prototype van de graaikapitalist) dik in de verf: in zijn ogen is de wereld een strijdtoneel en wie het meeste geld verdient, heeft gewonnen. Om hem enig reliëf te geven is Harris wel groot liefhebber van de natuurpoëzie van Wordsworth. (Er zitten tal van literaire verwijzingen in het boek; Steinbeck is alomtegenwoordig, maar er zijn ook passages die doen denken aan Kerouac, de bijbel en Griekse drama’s). En wanneer Harris dronken is, of de liefde heeft gevonden, kan hij sentimenteel worden en zelfs medelijden met de bomen voelen. Maar zijn leven bestaat toch vooral uit het kappen van bomen en het oogsten van hout. Dat is een treffend beeld: bij zijn begrafenis wordt op zijn kist een zaagblad zo groot als een wagenwiel geplaatst, samen met wat verse takken van een Douglasspar.

Inzicht
Tegenover Harris plaatst de schrijver diens dochter Willow. Zij werd gemotiveerd door Fairfield Osborns boek Our Plundered Planet (al uit 1948!) om haar leven heel anders in te richten. Dat boek legt uit dat de mens een puinhoop heeft gemaakt van zijn rol als rentmeester van de Aarde. Willow besluit zoveel mogelijk buiten het systeem te leven, haar geërfde rijkdom brengt ze in de jaren zeventig onder in een hippiecollectief en ze gaat over tot sabotage: ze doet suiker in de brandstoftanks van de kolossale machines voor de houtoogst die daardoor onbruikbaar worden.

Greenwood wordt bevolkt door nog veel meer karakters, die afkeer of juist sympathie oproepen en de lezer aldus confronteren met zijn eigen beeld van de natuur. In verschillende besprekingen van het boek halen recensenten Willow aan, die keer op keer opmerkt: ‘Het beste moment om een boom te planten is altijd twintig jaar geleden. Het op een na beste moment is altijd nu’. Dat is een chinees gezegde dat helemaal klopt, maar ook een hoog duh-gehalte heeft.
Het gaat, wil de situatie zoals Christie die voor 2038 schetst, niet bewaarheid worden, om iets fundamentelers. Op het einde van het boek komt Jake daar ook op uit, wanneer ze ten diepste beseft dat ‘de bomen…ze kunnen onmogelijk iemand toebehoren. Niet echt.’

Zo krijgen, zonder dat Christie expliciet wordt, de oorspronkelijke bewoners van het Noord-Amerikaanse continent, ook een stem. Voor hen is het ondenkbaar dat je de natuur bezit. Sterker nog, in de talen van de meeste First Nations bestaat niet eens een woord voor natuur. Dat zou er immers alleen maar zijn als je jezelf, als mens, eerst daarbuiten plaatst.

 

 

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog