De vogel-hoogtepunten van het Bargerveen (deel 1)
Door boswachter Erik Bloeming (collega van Jans in het Bargerveen en omstreken).
Met verwondering zie ik regelmatig prachtige verhalen op dit boswachtersblog. Het lijkt voor sommigen een ‘peulenschil’ om bijzondere herinneringen en ervaringen uit het geheugen te peuteren en pakkend weer te geven. De Zuidoost Drentse bijdragen blijven wat achter, dus het werd weer eens tijd hoorde ik onlangs van collega Jans de Vries. Laat het nou zo zijn dat ik dit jaar m’n 25e jaar achter de rug heb met het vrijwillig inventariseren van broedvogels in het zuidoostelijk deel van het hoogveengebied Bargerveen (het zgn. Schoonebeekerveld). Een mooie gelegenheid voor een blog. Maar.. hoe vat ik die tientallen hoogtepunten uit 25 jaar samen? Daarom een blog in twee delen.
10 hoogtepunten en 21 volgeschreven notitieboekjes
Een beetje ‘ouderwetse’ vogelaar schrijft al zijn waarnemingen op papier. Ik niet anders. Notitieboekje 1 begint op 24 juni 1990. Een vogelvakantieverslag op Terschelling. In boekje nummer 3 de eerste Bargerveen verhalen. Letterlijk: “17 mei 1992, oostelijke deel geïnventariseerd. Bingo-bingo-bingo!! Om 08.10 uur mijn 200-ste vogelsoort gezien in m’n leven tot zover. Een territorium/waarschijnlijk broedpaar v/d…Velduil. Prachtige vogels. Sierlijke vlucht!!”
Tja, die 2 uilen zie ik nog voor me. Het zuidoostelijk deel van het Bargerveen was nog in ‘vervening’. De hoge bulten van keiharde, gedroogde turfjes lagen in kilometers lange rijen in zuid-noord richting. Kurkdroog en vaak bloedheet op de bruine kale vlakte. Er werd hard gewerkt door de ‘verveners’, die vaak ’s ochtends vroeg ter plekke waren. Volle treinbakken reden de laatste turfjes over het smalspoor naar het laadstation van de Norit op de hoek van de Kamerlingswijk. Moeilijk voor te stellen, helemaal als je naar de foto hieronder kijkt van toen en die hierboven van nu, ruim 20 jaar na het weer vernatten van de voormalige veenputten.
Nummer 1 – velduil
Met de herinrichting van dit ongeveer 300 hectare grote deel van het Schoonebeekerveld veranderde het veenlandschap drastisch. Van droog en nagenoeg boom- en struikloos, met vele paartjes witte kwikstaarten en zelf een enkele tapuit, die in de turfbulten broedgelegenheid vonden. Naar veel nattere situaties met open watervlakten, plasdras aan de randen en struweel en opslag op de drogere delen. En door deze diversiteit al heel snel een enorme toename van vogels, zowel in soort als in aantal. Dus terug naar mijn hoogtepunten. Het paartje velduil van 17 mei 1992 hoort zeker tot de top tien. Mijn eerste velduilen ooit. Helaas ook het enige vastgestelde territorium in die 25 jaren! Sterker nog, dat betreffende paartje velduil is ook nog eens toegekend aan het aangrenzende telgebied van collega Gerrit, wat me nog steeds niet lekker zit uiteraard (..). Een echt ‘grensgeval’ dus. Maar goed, de kop is d’r af.
Nummer 2 – grauwe klauwier
Als je elders in het land met vogelaars in gesprek komt en je vertelt ze dat jij in het Bargerveen zit, dan is de reactie vrij zeker: “ooh, van de grauwe klauwieren”. Ja logisch. Met ruim 60 broedparen in het Bargerveen afgelopen seizoen nog steeds het klauwierenbolwerk van Nederland.
Zelf zag ik ‘mijn’ meeste grauwen in 1994, direct na de eerste serieuze vernatting van het oostelijke deel, maar nog voor de vernatting rondom het ‘Kielstuk’, een smalle zuid-noord gelegen bosstrook, waar vroeger veel veenarbeiders hun huisje op het veen hadden staan. Ik noteerde in dat jaar maar liefst 33 paren in dit kleinschalig landschap. Met veel struiken voor de nesten, doornen en prikkeldraad voor het vastprikken van prooi en volop insecten (want bloemrijk, en een lokaal keuterboertje die met zijn paar schapen voor de nodige mest zorgde) daarmee dat jaar zelfs het bolwerkje binnen het gehele Bargerveen! Overigens bereikte de Bargerveen-populatie grauwe klauwieren in 1997 het voorlopige hoogtepunt met 147 paar.
Nummer 3 – kokmeeuw, zwartkopmeeuw en vos
Diverse jaren na de herinrichting in de tweede helft van de jaren ’90, kwam er meer begroeiing in de veenputten, vooral pijpenstro en pitrus. Jaarlijks kwamen er meer en meer kokmeeuwen broeden, maar door wisselende waterstanden was het elk voorjaar toch weer afwachten. Zou het een meeuwen-rijk en daaraan gekoppeld lawaaiig maar levendig seizoen worden, of toch een rustige telperiode (waarbij je je zonder het continue meeuwengekrijs goed kon concentreren op de zangvogels)? Het jaar 2001 was nat en kokmeeuwenrijk met 903 paar. Ook in 2006 was het goed voor de meeuwen met 899 broedpaar, maar ook met 18 paar visdiefjes. Volgens mij dat jaar zelfs de grootste kolonie in Drenthe. En dus mijn eerste paartje zwartkopmeeuwen. Ik herinner me de adrealinestoot toen een bevriende vogelaar (tevens ‘Kowa-telescoopdrager’) opmerkte; “Erik, wat is dat nou voor meeuw..?”. Wat een plaatje! Dus er gebeurde altijd wel wat in meeuwenrijke jaren.
En alhoewel 2004 minder positief was, probeerden toch 251 paartjes met succes hun jongen groot te brengen. Dat voorjaar had ik voor het eerst mijn zelf gemaakte mobiele schuilhut op een smalle veenkade neergezet (voor onderzoek). De eerste dag dat ik erin kroop, op 24 mei 2004, gebeurde er van alles. Vooral fotogeniek drama! Door de lagere waterstanden had een vos plannen om al wadend en deels zwemmend, die malse kuikens te vangen. En ik mocht het zien. Van de ene naar de andere nestpol. Een bek vol bloedende kuikens, maar vooral ook een lucht vol krijsende en luchtaanvallen uitvoerende kokmeeuwen. Uiteindelijk heeft ‘reintje’ er geen kuiken aan overgehouden. Het werd hem letterlijk te benauwd. Om z’n eigen hachje te redden moest ie de kuikens loslaten. Dood, dat wel. Maar voor mij een ‘once in a lifetime’ natuurervaring. Waarvoor dank!
Nummer 4 – roodhalsfuut
Zoals hiervoor al gezegd, was het telgebied vooral die eerste jaren na het vernatten van de veenputten elk jaar weer anders, met in het oostelijke deel in 1999 een paar mooie veenplassen met jonge pitrus. Veel larven van libellen en andere insecten zorgden die eerste jaren voor een voedselexplosie. Voor het eerst zag ik dat jaar 280 paar broedende kokmeeuwen. Ik herinner me nog goed een ochtend eind april zoals het hoort te zijn in het hoogveen: koel, helder, weinig wind dus een beetje lage mist over de watervlakten. Opeens komt een vogel me tegemoet zwemmen. Beetje zigzaggend, waakzaam, eerst schimmig, maar dichterbij komend weet ik letterlijk niet wat ik zie. Een fuutachtige, maar met een roodbruine hals scherp begrensd door witte kin en wangen. Verderop nog zo’n beauty. Beetje roepen naar elkaar. Later zelfs even een langgerekt en keihard, jammerend geluid. Kippenvel! Ik had geen idee maar voelde iets ‘unieks’.
Even met collegateller Gerrit gebeld en een dag later hoorde ik het: een paartje roodhalsfuut! De eerste voor het gebied. In het Diependal bij Oranje waren ze toen al bekend; daar broeden deze zeldzame futen nog jaarlijks. Vooralsnog was dit paartje roodhalsfuut de enige waarneming van de soort in het Bargerveen. Het was volop genieten in de paar weken erna. Twee jongen kregen ze. Helaas zag ik ze later jongloos rondzwemmen.
Wordt vervolgd!
Boswachter Erik Bloeming
geef een reactie
Henk Hemme
Natuurpark “Veenland” Bargerveen een ontzettend mooi stukje -deels ongerept- natuur, een oase voor de wandelaar en fietsliefhebber. Ps. Neemt u uw afval zelf weer mee?? bij voorbaat hartelijk dank namens de boswachters van het Staatsbosbeheer
Olaf
Prachtig gebied…prachtig verhaal…..maar wie is toch die ‘Kowa-telescoopdrager’?
Volgens mij een prachtige man!
joyce
Bargerveen zo mooi. En dit zo mooi om te lezen.
Marjo
Wij wonen dit jaar 25 jaar IN t Bargerveen. Nog elke dag genieten!
Zeker als je door dit soort verhalen terug gaat in de tijd. Maar nu in voor en achtertuin aan DE toekomst gewerkt ziet worden. Ik kan niet wachten tot t af is en wat het voor t leven in t Bargerveen gaat doen.
Ton Sassen
Mooi verhaal Erik. Een mooi stukje geschiedenis ook. Dank dat ik daar sinds 2 jaar deel van mag uitmaken.