DWINGELDERVELD – Het Dwingelderveld is een gebied waar je ruim 30 soorten dagvlinders kunt aantreffen. Voor Nederlandse begrippen is dit best een hoog aantal. In Nederland komen 53 soorten dagvlinders voor.

Ik weet nog goed toen er een keuze moest worden gemaakt voor een logo voor het Nationaal park Dwingelderveld. De keuze viel op de ramskop van een Drents heideschaap. Op zich niet zo verwonderlijk omdat het Drents heideschaap een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan en onderhoud van de heide in het Dwingelderveld. Zelf was ik meer voorstander van een vlinder die ik zelf tot één van de mooiste soorten dagvlinders reken, het heideblauwtje.

Het heideblauwtje is één van de vijf soorten blauwe dagvlinders die in het Dwingelderveld voorkomen. Regelmatig krijg ik de vraag hoe je de verschillende soorten kunt herkennen? Men heeft dan een vlinderboek met dagvlinders van Europa bekeken en daar staan pagina’s met verschillende blauwtjes in die je in Nederland nooit zult aantreffen. Of soorten die je nu nog niet in het Dwingelderveld ziet. Domweg omdat het klimaat hier niet geschikt is of dat de waardplanten, waar de rupsen op leven, hier niet voorkomen.

Welke kun je dan wel zien en hoe weet je dan welke het is? De vijf die je hier aantreft zijn het gemakkelijkst aan de onderkant van de vleugels te herkennen door het hebben of ontbreken van oranje in de vleugel of hoeveel oranje er zit. Van boven zijn de mannetjes hemels- tot lichtblauw. Van sommige soorten is het vrouwtje bruin of hebben een donkere baan aan de vleugelrand.

boomblauwtje

Boomblauwtje

Het boomblauwtje heeft lichte ondervleugels met daarop kleine donkere stipjes. Oranje ontbreekt volledig. De meest algemene blauwtje die je bijna overal kunt aantreffen. Rups leeft o.a. van vuilboom -vroeger hete dit vlindertje ook vuilboomblauwtje of zilverblauwtje- en klimop. Van maart t/m oktober aan te treffen.

Gentiaanblauwtje

Het gentiaanblauwtje is de grootste van de vijfblauwtjes. Heeft twee rijen wit omrande vlekken en ook geen oranje. Rups leeft van de klokjesgentiaan. Is voor de ontwikkeling tot vlinder bepaalde mieren nodig. Van juni tot eind augustus aan te treffen.

Veenbesblauwtje

Het veenbesblauwtje is de minst algemene van de blauwe vijf. Komt nog maar op enkele plekken in Noord-Nederland voor. Rups leeft van kleine veenbes. De eerste soort met oranje in de vleugel. Heeft één oranje met blauwe vlek. Van half juni tot eind juli aan te treffen.

Icarusblauwtje

Het icarusblauwtje heeft een rij oranje stippen, die elkaar bijna niet raken. Het duidelijkste kenmerk zijn twee wortelvlekken op de onderkant van de voorvleugel. Rups leeft o.a. van rolklaver. Van begin mei tot begin oktober te zien.

Heideblauwtje

En dan het heideblauwtje. De meest algemene bij ons op de heide. Heeft een oranje band met zwarte vlekken. Heeft geen wortelvlekken. Het vrouwtje is donkerder van kleur. Rups leeft van struikhei, soms dophei. De vlinders voeden zich vooral met nectar van dophei. Vanaf begin juni tot eind augustus.

In deze periode kun je in het Dwingelderveld nog vier van de vijf soorten zien. Het talrijkst is nu het heideblauwtje die je op veel plekken op de heide kunt aantreffen. Juist de heide en veentjes met de daarbij horende planten zijn nodig voor drie van de vijf blauwtjes in dit gebied.

Boswachter Albert Henckel