De dennenorchis of het noordelijke gevoel
Goed, de dennenorchis dus. Op de een of andere manier schijn ik een voorkeur te hebben voor bosplanten die in Nederland hun zuidelijkste verspreiding hebben. Het zal de lokroep van de ongerepte noordelijke naaldwouden wel zijn oftewel ‘het noordelijke gevoel’ zoals Gerrit Jan Zwier dat omschrijft in zijn gelijknamige boek. In Nederland doen we echter nog steeds een beetje denigrerend over naaldbos, want: het is aangeplant, het is saai, niet natuurlijk, de bomen staan allemaal in rijtjes, het is er zo dood als een pier et cetera. Nou wil het toeval dat ik vooral ook hobbymatig nogal eens door met name onze fijnsparbossen struin en ik moet zeggen dat ik steeds meer interessants ontdek.
In dat licht dacht ik onlangs even terug aan de tijd dat ik waddengids was op Terschelling. Buiten ‘werktijd’ verkende ik daar samen met een botanist pur sang de floristische hoogtepunten van het eiland. Een daarvan was de dennenorchis langs de Longway. Een kleine orchidee die als een wit fakkeltje oprees uit een dik naaldenpakket. Althans zo herinner ik het me. Toen ik mijn collega Roelof Blaauw, en eveneens een groot plantenkenner, vroeg of de dennenorchis nog ergens in Drenthe voorkomt, keek hij wat bedenkelijk: ‘Ergens bij Norg moet nog een vindplaats zijn, vorig jaar ontdekt door de plantenwerkgroep van IVN Roden.’
Dat deze vindplaats vrij onbekend is, blijkt ook wel uit de Atlas van de Drentse Flora uit 1999. Daar wordt er met geen woord over gerept. Er staat:’… na 1970 is nog slechts één locatie bekend, gelegen in twee kilometerhokken in het Tonckensbosch bij Norg.’ Op deze locatie zijn de laatste jaren geen planten meer gevonden, wat betekent dat de andere ‘vindplaats bij Norg’ waar IVN Roden ze heeft gevonden in een bos van Natuurmonumenten, nu de twijfelachtige eer heeft overgenomen.
De dennenorchis is een zogenaamde neofiet, een nieuwkomer in normaal Nederlands. Met de aanplant van naaldbossen in de tweede helft van de 19e eeuw vond hij in Nederland ineens geschikte grond. In 1880 werd hij voor het eerst aangetroffen op de Veluwe en zeventig jaar later dook hij ook op de Waddeneilanden op. En in Drenthe dus. Maar de vooruitzichten zijn somber voor deze prachtplant. Hij is gevoelig voor droogte, vermesting, verzuring en nog een aantal van die dingen die tegenwoordig al dan niet ‘uit de lucht komen vallen’. Bovendien staat ze dus vaak in bossen die oorspronkelijk bedoeld zijn om op een gegeven moment te kappen.
Gelukkig komt er de laatste jaren wat meer aandacht voor de ecologische waarden van naaldbossen. De Mycologische Vereniging loopt daarin voorop. Zij ontdekken steeds weer nieuwe paddenstoelensoorten in met name de wat oudere fijnsparrenbossen en rammelen bij ons aan de poort. Ik volg zelf met buitengewone belangstelling de ontwikkeling van eekhoorns in oudere naaldbossen en nu is er dus die dennenorchis die me ineens mateloos intrigeert. Maar misschien ben ik ook wel gewoon aan vakantie toe en ben ik al met mijn hoofd in de bossen van Scandinavië waar ik straks bijna twee maanden lang mag ronddolen.
Bronnen:
Arnolds, E. et al. 1999. Atlas van de Drentse Flora, Werkgroep Florakartering Drenthe. Haarlem.
Weeda, E. et al. 2003. Ecologische atlas van de Nederlandse Flora, deel 5, KNNV Uitgeverij/IVN, Haarlem.
geef een reactie
Hans Dekker
Toen de Atlas van de flora van Drenthe uitkwam was deze plek bij Norg nog niet bekend. De particuliere eigenaar meldde de plek na lezing van de atlas. Inmiddels zijn er een paar plekken vlak bij elkaar bekend, waarvan een paar planten op grond van Natuurmonumenten, de rest is particulier. Het gaat hier om een grote metapopulatie met honderden planten. Verder is er een nieuwe plek in de bosw. Hooghalen en een oude in de bosw. Dwingeloo.