Tussen 1600 en 1920 had de Amsterdammer die zich dat maar enigszins kon veroorloven een buitenplaats. Dat wil zeggen een plek op het platteland waar hij de ongenoegens van de stad kon ontvluchten. De grachten waren eeuwenlang open riolen en in de zomer was de stank niet te harden. Dan ging je fijn naar buiten. […]
lees meer