www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Een boek voor het leven

9 december 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Als kind had ik een favoriet bladerboek: Thieme’s Flora in Kleuren. Uren bracht ik daarin door. De tekeningen van zo’n 1400 planten waren geweldig en als ik ernaar keek dan was ik in het veld of het bos, het duin, de gaard. Generaties voor mij hadden Thijsse, ik had Thieme -toen had ik nog niet helemaal door dat die naam niet van de auteur en tekenaar is, maar van de uitgeverij. Nu kun je de maker gewoon googlen: William Keble Martin. Leuk verhaal, en de goede man woonde in een kerstkaart. Zijn werk is voor alle tijden, maar voor wie nog ingewijd moet worden in de ‘wondere wereld van alles wat groeit en bloeit’ is er nu: Het Plantenboek.
De tekeningen zijn van Katie Scott, die eerder Het Dierenboek illustreerde. De teksten komen van Kathy Willis, hoogleraar biodiversiteit in Oxford en wetenschappelijk directeur van de Royal Botanic Gardens in Kew. Zij ‘spaart’ haar lezers niet: alle wetenschappelijke Latijnse namen en termen worden eerst uitgelegd en daarna gebruikt alsof het niks is. Dat is prima: kinderen moeten niet alles hapklaar aangereikt krijgen; ze moeten zelf reiken. (En bedacht ik: Het Plantenboek kun je ook als naslagwerk gebruiken). Toch vraag ik me af en toe af tot welk publiek dit boek zich richt. Neem een zin als: “Speculatie in de felbegeerde tulpensoort viceroy in Nederland in de jaren 1630 leidde tot de eerste ineenstorting van de financiële markten.” Zeker in een plantenboek was het leuk geweest om uit te leggen hoe in de tulpenbusiness behaalde resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst gaven -omdat de meest begeerde en kostbaarste exemplaren, de gevlamde, niet het gevolg waren van erfelijke factoren maar van een virus. Dat wist men in de zeventiende eeuw nog niet en de dure belofte om een volgend seizoen een gevlamde tulp te leveren was loos. Ook de gevolgen van de tulpenmanie zijn volgens de laatste onderzoeken zwaar overdreven. Maar goed, op andere momenten grijpt Willis gelukkig wel de kans om los te gaan.
De reuzenwaterlelie (Victoria amazonica) heeft als enige een spread. De hele rechter bladzijde is ingeruimd voor het schitterende blad van de plant, dat haast vraagt om als een mandala bekeken te worden. Natuurlijk wordt het verhaal verteld van de ‘luchtkussens’ in die bladeren die het mogelijk maken om zonder gevaar een kind op de plant te zetten. Maar er is meer. Om de van oorsprong Zuid-Amerikaanse reuzenwaterlelie in het koude Engeland aan de praat te krijgen ontstond in de negentiende eeuw een wedstrijd. Het was Kew versus Chatsworth. In de botanische tuin slaagde men er als eerste in om zaad te laten kiemen. Maar op Chatsworth, de zetel van de hertogen van Devonshire, lukte het om de plant in bloei te krijgen. Dat was te danken aan Joseph Paxton. Hij bootste een compleet oerwoud na in een kas die warm gestookt werd. Paxtons naam is legendarisch, niet vanwege zijn verdiensten voor de botanie per se, maar omdat hij, bogend op zijn ervaring in de kassenbouw, het Chrystal Palace voor de Wereldtentoonstelling van 1851 in Londen realiseerde.
In dit boek wemelt het van de leuke dingen die je wil weten. Ik lees over een orchidee, Angraecum sesquipedale, die zijn nectar in een smalle, holle buis verstopt (een spoor heet zo’n ding, leer ik) die tussen de kroonbladeren ontspringt. Dat spoor heeft een onmogelijke lengte van 30 centimeter. Charles Darwin beredeneerde al in 1861 dat er een nog niet ontdekt insect moest zijn dat de plant bestuift. En jawel, in 1903 vond men een nachtvlinder die met een tong van 30 centimeter bij de nectar kan komen. Ook nieuw voor mij: in mangrovebossen komen bomen voor die doordrenkt zijn met suberine. Die stof blijkt als zoutfilter te werken.
Het Plantenboek is veel meer dan een verzameling feitjes. Voortdurend krijg je het besef mee van de grote samenhang in de natuur. Dat er een geheel is, dat is volgens mij het belangrijkste dat je een nieuwe generatie kunt meegeven. Ik heb er lang over nagedacht waarom die plantenwereld nou zo fascineert en ik ben er nog niet uit. Er bestaat denk ik wel zoiets als communicatie tussen mens en plant. Die is weliswaar doofstom (geen zorgen, ik hoor de bomen niet praten) maar een vorm van contact none the less.het-plantenboek-1

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog