www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Moerasdraken #2 Jolanda van Nuenen

1 augustus 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Op 23 september opent in het Bossche Broek de buitententoonstelling Moerasdraak, een samenwerking van brabants kenniscentrum kunst en cultuur (bkkc), Erfgoed Brabant en Staatsbosbeheer. Het natuurgebied aan de rand van Den Bosch vormde eeuwenlang een natuurlijk hulpmiddel bij de verdediging van de stad. Den Bosch is in de twaalfde eeuw gesticht op een zandige heuvel in een verder nat gebied, waar Maas, Dommel en Aa een deel van het jaar buiten hun oevers traden en veel kwelwater aan de oppervlakte kwam. Ideaal om vijanden tegen te houden. De stad, met als bijnaam Moerasdraak, achtte zich onverslaanbaar -dat was ze ook, totdat prins Frederik Hendrik in 1629 Jan Adriaanszoon Leeghwater met zijn ingenieurskunsten inschakelde. Het Bossche Broek kwam droog te liggen en na een beleg van viereneenhalve maand nam de prins de stad in. Dat was het einde van de Spaanse tijd. Den Bosch hoorde vanaf toen bij de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden en werd als vestingstad voortdurend versterkt en uitgerust met een sluizensysteem om gecontroleerd land onder water te zetten (inunderen).
Vanaf 1700 is Den Bosch ook deel van het Zuiderfrontier of de Zuider Waterlinie. Die kon niet voorkomen dat de stad in 1794 in Franse handen viel. In 1874 wordt de vesting officieel opgeheven. Er volgen verbeteringen van de waterhuishouding. Dat het Bossche Broek gespaard is gebleven als natuurgebied is te danken aan de inspanningen, al voor de Tweede Wereldoorlog, van Roelof Jan Benthem, inspecteur landschapsbouw bij Staatsbosbeheer.
Voor BuitenPlaatsen heb ik een gesprek met alle kunstenaars.

Het is een dag met twee gezichten. In Tilburg hangt een loden lucht boven de kermiskramen en attracties met hun schelle kleuren. Als de zon doorbreekt is het broeierig in de stad. Regen is opkomst. Van Nuenen heeft haar atelier in het oude ziekenhuis, midden in een villawijk. Die ziet blauw van de hortensia’s. Waar de huizen goedkoper zijn, staat dezelfde plant in het roze. Tekenen van sociale klasse?
Van Nuenen (1969) komt uit een arbeidersgezin. Kunstenaar worden lag misschien niet voor de hand. Maar van haar ouders mocht ze doen wat ze wilde. Dat was in eerste instantie grafische vormgeving. Ze vond een baan in die sector maar iets bleef knagen. In deeltijd deed ze de Academie voor Kunst en Vormgeving Sint Joost in Den Bosch. Ze volgde de richting ‘autonoom’, die nu gewoon ‘beeldende kunst’ heet. Het was thuiskomen voor haar. Toen ze op de open dag het gebouw binnenstapte, de lokalen en de  materialen zag, wist ze dat.
Wie op Van Nuenens site haar werk bekijkt, heeft niet zomaar door wat er te zien is. Foto’s ja, maar wat voor foto’s? Soms lijkt het om gewoon een kiek van een landschap te gaan, vaker is er sprake van ongebruikelijk perspectief en onverwachte schaal, extreme close ups of een zekere vaagheid. Van Nuenen maakt in haar atelier geënsceneerde foto’s. Met ecoline –dat geweldige, wat vergeten materiaal – schildert ze achtergronden. Een restant van een kunstmatig landschap dat ze ooit gebruikte, staat nog in haar boekenkast. Een stuk oase waarin ze in slagstelling takjes, elk met een vruchtbeginseltje, stak. Ik zie voor me hoe je daarin een woud kunt ontwaren, met stammen en forse kruinen. Of, helemaal de andere kant uit, hoe je er in een microscopische wereld terechtkomt. Over autonomie van de kunstenaar gesproken: haar plaat zal bepalen wat het wordt.
Het is een cliché, maar wanneer Van Nuenen naar buiten gaat om te fotograferen draaitJolanda van Nuenen alles om het moment. Waar de ene fotograaf voor de neutrale lucht gaat, omdat dan objecten zo goed uitkomen, de andere het gouden uur najaagt waarin alles in een zachte gloed geplaatst wordt, pakt Van Nuenen het anders aan. Ze laat een foto zien van een doodgewoon dennenbos. Bovenin zilvert het licht over de takken. Geen ‘hand van God’, maar ook niet te subtiel. Het is precies goed. We hebben een gesprek over het moment. De kunstenaar vertelt hoe dat een kwestie is van geconcentreerd zijn, en tegelijkertijd een openheid betrachten –voor hoe de wereld zich aan je voordoet. Ben je te veel bezig met denken en componeren van het beeld, dan leg je jezelf op aan de natuur. Van Nuenen probeert dat moment te pakken dat zich als het ware in de leegte bevindt, dat er tussen twee gedachtes in is. Dat is koorddansen met de camera. Het heeft geen zin om honderden platen te schieten in de hoop dat er wel iets tussen zit. Het gaat om een bewust moment.
Het is niet met zoveel woorden gezegd, maar ik vermoed dat Van Nuenen goed getraind is voor dat moment. Ze vertelt dat ze als kind op de lagere school het liefst bij het raam zat. Om dan eindeloos naar buiten te kijken. Dat lijkt een verspilling van tijd, maar ik denk dat een kind juist dan iets oneindig waardevollers ontdekt dan een docent ooit kan aanreiken: het gedachteloos opgaan in het leven, met planten, dieren, het weer. Die gewone natuur, in de achtertuin, in de stad tussen de stoeptegels of vanuit de trein gezien, blijft terugkomen in het werk van de kunstenaar.
In het atelier staat een bak met teer. Grassen en takjes, bestreken met het spul, liggen te drogen. Mottige opgezette vogels, gekregen van het Natuurmuseum, wachten op hun beurt. Het worden onderdelen van geënsceneerde foto’s. Hoe en wat is nog niet helemaal duidelijk. Maar Van Nuenen raakte geïnspireerd toen ze las over het beleg van Den Bosch in 1629. Inwoners van de stad, die meer ophadden met de katholieke Spanjaarden dan met de protestantse Staatsen van Frederik Hendrik, stuurden in het geheim smeekbedes naar het hof in Brussel. Om die brieven goed te beschermen werden ze dichtgeteerd. Nu denk ik niet dat het bij Van Nuenen zo eenvoudig is dat de kwetsbare natuur beschermd wordt. Dat is veel te letterlijk, en ook een beetje raar om dat met teer te doen. Nee, de kunstenaar doet iets anders. Ze wil ons iets laten zien door het te verhullen.

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog