Menagerie in klei
Kunsthistorici denken in hokjes. Alle periodes en stromingen keurig op een rij en als die afgebakend zijn, de kunstenaars er netjes bij ingevoegd. Tegelijkertijd weet ook elke kunsthistoricus dat op deze manier naar de geschiedenis kijken, een hulpmiddel is. Dat het echt niet zo makkelijk gaat om te zeggen ’toen hielden de middeleeuwen op en begon de Renaissance’. Daarnaast is er de gewoonte, steeds sterker sinds de negentiende eeuw, om de kunstenaar die wegbrak uit een hokje, te zien als de aanjager van een nieuwe stroming. Het oude hokje past niet meer. Achteraf bekeken lijkt de kunst zich steeds verder bevrijd te hebben van wat voorgeschreven was, steeds meer muurtjes te hebben afgebroken. In het begin van de twintigste eeuw werd ‘kunst van primitieve volkeren’ ontdekt, ontstonden de eerste abstracte werken en zond Marcel Duchamp een gesigneerd pissoir (getiteld ‘Fountain’) in voor een tentoonstelling. Alle grenzen opengebroken? Zo makkelijk was dat niet. Kunstenaars die zich lieten inspireren door werk van geestelijk gestoorden (zoals ze lange tijd genoemd werden) vonden al snel hun weg in de canon van de twintigste eeuw. Waarbij Dubuffet de beroemdste is. Maar de tekeningen en schilderijen waar hij naar keek, bleven onbekend.
In 1972 introduceerde de Britse kunsthistoricus Roger Cardinal de term outsider art, een verzamelbegrip voor al die kunst die buiten de categorieën viel die musea als kunst accepteerden. Zeker wanneer het om kunstenaars met een verstandelijke beperking ging, was dat niet een groep die zichzelf kon emanciperen. In Nederland is Max Timmerman van groot belang geweest op dat gebied: in 1975 begon hij het eerste kunstinitiatief voor mensen met een verstandelijke beperking in de leefgemeenschap Sterrenberg in Huis ter Heide. Twintig jaar later publiceerde hij het baanbrekende boek Ik ben een artiest, waarin hij poogt kunstenaars met een beperking te de-marginaliseren. Nederland kreeg toen ook zijn eerste museum voor outsider art, de Stadshof in Zwolle (gesloten in 2000). Ondertussen krijgt outsider art alle aandacht: op de Biënnale van Venetië in 2013, vorig jaar in het Gemeentemuseum in Den Haag en dit jaar toen koningin Maxima in de Hermitage in Amsterdam het Outsider Art Museum opende, een samenwerking met Het Dolhuys uit Haarlem en zorginstelling Cordaan.
Kunsthistoricus Rudi Fuchs zei nog ‘dat hij het toch niet echt kunst vindt’, die outsider art. Ik vraag me wel af wat hij dan bekeken heeft, het landschap is namelijk zo rijk en gevarieerd dat veel werk niet eens zo maar aan te wijzen is als iets van buitenstaanders.Hoe dat ook zij, ik ben al een paar jaar heel blij met mijn krokodil. Die is gemaakt door Hannes Tromp. Hannes heeft 18p- syndroom, wat in zijn geval betekent dat affectieve contacten er niet zomaar zijn, dat hij gehoorproblemen heeft en dat de spraak ook minder vlot is. Van de andere kant: hij leerde eerder lezen dan praten. Hij tekent al bijna zijn hele leven. En hij ontdekte klei. Daarmee kan hij zijn binnenwereld een uiterlijke vorm geven. Tromp specialiseerde zich in dierstukken. Wanneer hij in de Oostvaardersplassen of op de Veluwe is geweest, maakt hij runderen en herten. Waar hij de inspiratie voor mijn krokodil vandaan heeft, weet ik niet. Laatst had ik een collega-kunsthistoricus op visite, en die zei over de krokodil ‘zo, die is goed’. Dat wist ik al, maar bevestigde iets wat ik al vermoedde. Ook wie opgeleid is met ‘insider art’, valt voor dit dier. Zijn expressie is zo sterk: die loerende blik, de tanden en klauwen scherp uitgewerkt. Tromp maakte ook een weke slak, slimme kaketoes, geile apen, een draak om bang van te worden. De term outsider art staat ter discussie maar heeft wel school gemaakt. Een hokje dat niet past, waar zoveel over gepraat wordt? Dan ben je gewoon onderdeel van de kunstgeschiedenis.
De menagerie van Hannes Tromp zelf zien, kan op afspraak. Neem contact op met Marloes Mennen: 06 54922028
geef een reactie
Janske
Leuk berichtje. Idd een mooie krokodil!
Dag