De eenheid van tegendelen
Het is eind deze maand tien jaar geleden dat kunstenaar Ruud van de Wint overleed. Dat was onverwacht; de kunstenaar had nog tal van opdrachten lopen, zat nog vol ideeën -vooral over hoe zijn museum en tuin, De Nollen in Den Helder, eruit zouden moeten gaan zien. Ik had bijna ‘voltooid moeten worden’ geschreven, maar voor Van de Wint was dit nooit af. Sinds 1980 werkte hij aan De Nollen, dat was in het begin nog een wasteland, een tussenland in de rafels van de stad. Daarvoor was het van defensie geweest. Er staan meer dan twintig bunkers op het terrein, Van de Wint nam ze op in zijn ontwerpen -dat is ook praktisch, verwijderen is vrijwel onmogelijk. Sommige delen bestaan uit drie meter dik beton.
Zelfs mensen die zijn naam niet kennen, hebben wel werk van hem gezien: de grote schilderingen in de plenaire vergaderzaal van de Tweede Kamer zijn van hem en hét landmark langs de A6 door de Flevopolder, de ‘cypres’ (eigenlijk ‘Tong van Lucifer’) is ook van zijn hand. Ik vermoed dat onze vorige koningin een fan was, haar werkpaleis Noordeinde heeft een plafondschildering door Van de Wint.
Het woord ‘nol’ wordt gebruikt om een duin, duinpan of zandheuvel aan te duiden. Wat nu De Nollen heet was vierhonderd jaar geleden nog een eiland in zee, nu is het binnenduin. Hoe natuurlijk het er ook uitziet, Van de Wint heeft het helemaal vormgegeven: hij groef vennen, wierp heuvels op, plantte bomen en struiken en plaatste er zijn atelier en tal van kunstwerken. Er is geen dwingende routing, maar Van de Wint werkte wel met zichtassen en door beplanting (en bijbehorend maairegime) bracht hij diepte aan in het terrein -zoals, heel klassiek, een schilder een landschap opbouwt in voor-, midden-, en achterplan.Het is niet vreemd dat ik hier aan de Engelse landschapsparken moet denken. Van de Wint is als een landschapsarchitect te werk gegaan, maar waar de grote namen uit de achttiende eeuw vaak vasthielden aan een verhaal dat verbeeld werd in de tuin en het park, is bij hem die narratief uitgebeend tot de essentie. Van de Wint vertelt niet over de held die door sinistere wouden moet en zo, hij laat je donker en licht ervaren. In De Nollen voert een duistere, onderaardse gang je naar een kleine ruimte waar geheimzinnig blauw licht naar binnen valt. Van daaruit gaat het via een andere gang (die niet alleen donker is maar ook koud en vochtig) naar boven. Uiteindelijk sta je in het heldere licht onder een koepel van riet. Het is de weg van de mysticus. In talloze kerken, vooral in Italië, is er een toegang tot een crypte. Het is de plaats waar de kerk in de grond geworteld is. Meestal kun je er een kleine rondgang maken en je verlaat dit binnenste weer via een trap. En dan: het hemels licht valt vanuit een koepel op het hoofdaltaar.
Van de Wint, atheïst, gebruikte vaker een vormentaal uit de Katholieke kerk. Zo schiep hij sacrale ruimtes door ze met een ‘koorhek’ af te scheiden van de profane wereld.
Kende Van de Wint Stourhead? Over dit landschapspark schreef ik ooit: “Je komt in een duistere grot (in 1748 aangelegd). Het is het oord van de theoi chtheonioi, de goden verbonden met de aarde en in het bijzonder de onderwereld. In het centrale deel van deze spelonk staat een beeld van een slapende nymf…Vanuit deze donkerte kijk je ver aan de andere zijde van het meer uit op de Apollotempel, die voor licht, schitter en rede staat.”
Donker en licht, en nog een heel rijtje aan paren van tegengestelden, staan centraal in het oeuvre van Van de Wint. En het is heel makkelijk gezegd dan: het een kan niet zonder het ander. De stilte en de storm. Maar waar een mindere meester misschien was blijven hangen in de dualiteit, gaat Van de Wint verder. Hij sluit beide in. Van de Wint zag een geheel dat het verstand, altijd scheidend en oordelend, te boven gaat. Kruis en koepel, vormen die hij vaak gebruikte, drukken dat uit: hemel en aarde verbonden en hun onscheidbaarheid tegelijkertijd bezegeld.
De Nollen is een goede plek, om toch maar even naar oordelende termen terug te keren. De geur van meidoorn en wilde roos hangt in de lucht, de kikkers kwaken. De natuur geeft een vingerwijzing: over beton en cortenstaal kruipt een slakje. Draait de spiraal van zijn huis naar binnen of wervelt hij naar buiten? Dat!
De titel van deze post is ontleend aan een citaat van Herakleitos, opgenomen in een van de prachtige opstellen die Jacqueline van Koningsbruggen schreef in: De Nollen, R.W. van de Wint, De Tuin als levensvorm.
Foto van mij door Carine van Steen.
geef een reactie