De moerasdraak en de jonge kunstenaars
Het plaatje is prachtig en totaal onverwacht. Vanuit de weidse natuur van het Bossche Broek tekent het stadssilhouet van Den Bosch zich af. Bijna nergens anders kijk je zo op de middeleeuwen. De blik op de Sint Jan is onbelemmerd, waardoor hij vanaf deze afstand veel groter lijkt dan in de stad zelf. Dat dit werkelijk bijzondere zicht er nog is mag een wonder weten. Staatsbosbeheerders, landschapsarchitect Pieter Verhagen, buurgemeentes en vele anderen hebben zich ingespannen om het gebied open te houden wanneer de stad weer eens aasde op een bouwlocatie. Nu is het belang van het Bossche Broek ook in allerlei stedelijke stukken vastgelegd.Op een mooie dag, vroeg in mei, ontvangen Staatsbosbeheer en het brabants kenniscentrum kunst en cultuur (bkkc) op de rand van stad en broek een groot aantal jonge kunstenaars. We staan tussen de pinksterbloemen, horen de kleine karekiet die verderop in het riet huist en luisteren naar verhalen over de geschiedenis van het gebied. Ook voor mij is dit een eerste kennismaking. De kunstenaars mogen in het najaar tijdelijk werk in het Bossche Broek exposeren. Hun opdracht is heel open geformuleerd, maar er is een thema: moerasdraak. Dat woord is natuurlijk al helemaal geweldig -en het dier is ook letterlijk goudblinkend verbeeld op de zuil die iedereen ziet die het station uitloopt richting stad. Maar moerasdraak is ook een metafoor. Den Bosch is in de twaalfde eeuw gesticht op een zandige heuvel in een verder nat gebied. Voor de verdediging is dat ideaal, de stad achtte zich onverslaanbaar -dat was ze ook, totdat prins Frederik Henderik in 1629 Jan Adriaanszoon Leeghwater met zijn ingenieurskunsten inschakelde. Het Bossche Broek kwam droog te liggen en na een beleg van viereneenhalve maand nam de prins de stad in. Den Bosch hoorde toen bij de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden en werd als vestingstad voortdurend versterkt. Vanaf 1700 is Den Bosch ook deel van het Zuiderfrontier of de Zuider Waterlinie.
De Dommel ligt hier -bijna alsof de naam het al zegt, als een slapend riviertje. Op verschillende plekken treedt kwel op. Er is nog steeds echt moeras -een klein stukje dat afgesloten is voor het publiek. Verder heeft iedere Bosschenaar hier zijn arcadië. Bij elke honderd meter die we fietsen, denk ik ‘dat dit er nog is!’ -en ik vraag me af of de kunstenaars dat ook hebben. Vreemd is dat: ik sprak mensen die het hier in de jaren zestig kenden, toen nog met broedende kemphaan. Is mijn natuurervaring nu armer?
In de zuidpunt van het Bossche Broek voert het pad je onder de A2 door. Die snelweg kun je als een invasief monster zien, maar hé die betonnen pijlers zijn best mooi. Een moderne entree voor een Brabantse idylle, met eeuwenoude boerderijen en buitenplaatsen. Die werden, net als de stad, gesticht op donken, zandheuvels in het natte landschap. We fietsen over de lage dijken die de donken verbinden.
Op Sterrenbosch ligt een juweel van een boerderij. In de schuur had kunstenaar Leon Adriaans (1944-2004) zijn atelier, dat nu, onveranderd, te bezoeken is. Adriaans was een ‘primitief’ in de beste betekenis van het woord. Hij keek niet naar wat zich achter de zichtbare werkelijk bevindt, hij keek erín. Daar vind je het leven zelf. Van zijn weduwe, die ons welkom heette, mag ik hem ‘een halve sjamaan’ noemen. Adriaans zei: “Wat me interesseert is de vrijheid van gaan en staan, het vruchtgebruik van de natuur. Al is ’t maar om de groene alg van de weipalen te krabben als pigment voor het schilderen.”
Voor een dag, het goede leven in Brabant. Wat hebben de kunstenaars gezien?
geef een reactie