www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Dat gaat naar de hel toe

19 april 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Een bezoek aan de Boschtentoonstelling in het Noordbrabants Museum is vanwege de drukte in eerste instantie een oefening in geduld. Kun je dat opbrengen, dan sta je uiteindelijk toch met je neus tegen het glas waarachter zich de meesterwerken (en naschilderingen) bevinden.
Het werk van Jheronimus Bosch (ca.1450-1516) laat bij mij altijd iets ongemakkelijks achter. Dat komt niet door al die sex and violence -mijn generatie is wel wat gewend. Monsters en gedrochten? Ach. Maar wat is het dan wel, waardoor Bosch na 500 jaar zo’n effect kan hebben? Bosch dwingt mij mijn eigen morele kompas onder ogen te zien. Hij houdt mij de matigheid als grootste deugd voor -en daar heb ik niet altijd zin in. De mens is een verdeeld wezen, hij weet wat goed is, maar is tot de zonde geneigd. Kerkvader Augustinus (354-430) beschreef in zijn Belijdenissen hoe hij heus wel voornemens was om na een heerlijke slaap op te staan: “maar dat ‘meteen, zo meteen’ was niet meteen en dat ‘nog een heel klein poosje’ duurde lang….De wet van de zonde is de overweldigende kracht van de gewoonte, waardoor de geest zelfs tegen zijn wil wordt meegesleurd en vastgehouden.” Bosch zegt: ‘Ontwaak! Je slaapt in zonde’. En ik denk, met Augustinus: “Heer geef mij een kuis leven, maar nu nog niet.”
Niemand weet hoe het oeuvre van Bosch echt gelezen moet worden. Er is simpelweg te weinig informatie over zijn leven en de wensen van zijn opdrachtgevers. Toch kunnen (kunst)historici een heel eind komen met de duiding van bepaalde werken. Er is bijvoorbeeld uitgezocht wie Bosch gekend heeft, welke religieuze opvattingen er op na werden gehouden, maar ook: hoe zagen de stad Den Bosch en het landschap eromheen toen uit. En verder welke gebruiken waren er, welke uitdrukkingen bezigde men. Er kan zo een enorme hoeveelheid indirect bewijs verzameld worden. Als je dat koppelt aan een schilderij waarvan de betekenis eenduidig is, dan begint zich iets af te tekenen als een wereldbeeld van Bosch.Bosch de hooiwagenNeem De Hooiwagen (1510-16), het centrale paneel van een drieluik. Zelfs wanneer je specifieke Bijbelpassages (“Alle vlees is gras…Het gras verdort…, voorwaar, het volk is gras” -Jesaja 40:6-7) niet kent, of geen weet hebt van de uitdrukking ”tis al hoy’ (het is allemaal hooi) dan nog laat het schilderij zich lezen als een beschrijving van graaizucht. Iedereen, tot en met de geestelijkheid aan toe, wil zoveel mogelijk hooi van de wagen. Het hooi staat voor geld en aardse goederen. Het najagen daarvan leidt bij Bosch letterlijk naar de hel op het rechterpaneel. En de mens was al gewaarschuwd, dat gebeurde op het linkerpaneel dat de verdrijving uit het paradijs toont. Dat was het gevolg van het eten van de verboden vrucht van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad. Door die daad verloor de mens zijn onschuld. Voortdurend zal hij voortaan moeten kiezen tussen goed en kwaad. Dat is nogal een opgave, het kwaad kent talloze verlokkingen: te veel eten en drinken, seksuele uitspattingen, luiheid en noem maar op. Allemaal zaken waarmee de mens zich graag ledig houdt en die ook -zo toont Bosch ons – werkelijk leeg zijn. We geven ons over aan kortstondig plezier, dat in zijn aard vergankelijk is, en verliezen de goddelijke eeuwigheid uit het oog.
Het is belangrijk om te weten dat Bosch door zijn huwelijk welgesteld was geworden en door die financiële vrijheid hoefde hij zich minder gelegen te laten liggen aan gangbare opvattingen over hoe je iets verbeeldt. Dat is een gedeeltelijke verklaring voor zijn unieke vormentaal. Of hij er ook uitzonderlijke ideeën op nahield, daar is veel moeilijker iets over te zeggen.vogels bij boschHet beroemdste werk van Bosch is een drieluik dat naar het middenpaneel De Tuin der Lusten wordt genoemd. Links zien we het paradijs en rechts de hel, ze flankeren het meest mysterieuze schilderij van Bosch. Het landschap van het paradijs gaat naadloos over in dat van de tuin, waardoor er op zijn minst een ruimtelijk verband gesuggereerd is. Wat al snel opvalt, is dat Bosch geen ‘gewoon’ paradijs schilderde. De dood is al binnen (er loopt een kat rond die een rat gevangen heeft) terwijl volgens Genesis de Hof van Eden vreedzaam en vegetarisch was. In de fontein zit een holte van waaruit een uil naar buiten loert -altijd een waarschuwing bij Bosch. Zegt hij nou, de neiging tot zondigen is ingeschapen? Het middenpaneel, wordt door sommige kunsthistorici als een schijnparadijs geïnterpreteerd. Het is de droomwereld waaruit het moeilijk ontwaken is en waarin de mens zich geen rekenschap wil geven van zijn onmatigheid. De mens geregeerd door zijn lusten. Dat ziet er voor moderne ogen allemaal best aantrekkelijk uit. En dan al die geweldige vogelpracht: hop, ijsvogel, groene specht, roodborst (?), putter, wilde eend, bosuil, lepelaar, kleine zilverreiger, ooievaar en verderop ook nog gaai en koolmees. Maar hier wordt niet de rijkdom van de schepping gevierd. Al die beesten werden in verband gebracht met vunzigheid. Waarbij de hop, toen trouwens een stadsbewoner, de kroon spant omdat hij zich graag in de drek wentelt en stinkt.het uilennestIn Den Bosch hangt nu een meesterlijke tekening, Het Uilennest. Zou Jheronimus het nou moeilijk gehad hebben met het tekenplezier? -dat spat na 500 jaar nog van het papier -maar was natuurlijk ook een aards vermaak.  Zou hij toen hij klaar was met de Tuin der Lusten, een stap naar achter gezet hebben en het boek Prediker geciteerd hebben: “Toen ik mij nu wendde tot alle werken die mijn handen hadden gemaakt, en tot het zwoegen waarin ik mij had afgetobd om die te volbrengen -zie, alles was ijdelheid en najagen van wind…”? Ik geloof er niks van.

reageren

geef een reactie

  • Carine
    21 april 2016 om 12:45

    Hij houdt je de matigheid als grootste deugd voor -en daar heb je niet altijd zin in?
    Hoewel zijn werk natuurlijk wel spekkie voor het bekkie voor moralisten was, betwijfel ik of het werk van Jeroen Bosch echt Christelijk moralistisch is. Wat ik vooral zie is een enorme lust in het tekenen en schilderen van afbeeldingen ge-ent op de moraal, verlangens en demonen van de middeleeuwse mens. Wat ik vooral zie is spot met de hypocrisie van zijn tijd, lekker griezelen, lekker stout, versterkt door het contrast met zoet Christelijke tafrelen. Behalve dat hij nattuurlijk een onzettend goeien schilder was, zal zijn succes vast ook wel te danken zijn geweest aan het contraversiele karakter van zijn werk
    Echt griezelig echt hellisch kan ik het niet vinden zoals bv de SATUTNUS van Goya. Of vergelijk ik nu appels met peren? groetjes C

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog