Andy Goldsworthy in Edinburgh
In Edinburgh zijn de grote musea en de botanische tuin gratis toegankelijk. Dat betekent dat iedereen er, misschien haast per ongeluk, zes kunstwerken van Andy Goldsworthy kan tegenkomen. Het National Museum of Scotland bestaat uit een Victoriaanse Grand Gallery (met veel gietijzer) en een recente aanbouw. Vanaf eind jaren negentig reageerde Goldsworthy op de collecties van de Early People Gallery waar het leven en werk van ‘vroege Schotten’ getoond wordt. Je zou zijn antwoorden op de oude artefacten installaties kunnen noemen, maar sommige maken ook zo functioneel onderdeel uit van de museuminrichting dat bezoekers ze niet als zelfstandige kunstwerken ervaren.Waar het gaat over binnenhuisdecoratie bij de Romeinen, wordt verteld hoe weinig er maar over is van de beschilderingen die aangebracht werden op pleisterwerk. Als achtergrond van de vitrines met de zeldzame resten van meubilair, maakte Goldsworthy een monumentale clay wall. Als je het materiaal goed kent en de techniek van het aanbrengen beheerst, maak je eerst een gladde muur. Daarin kun je een patroon griffelen, zoals de cirkel die Goldsworthy als een soort zegel ook op andere werken hier aanbracht. Het natuurlijke drogingsproces doet de rest: barsten om eindeloos naar te kijken.
Met de klei haalde Goldsworthy de natuur het museum in, maar hij maakte ook gebruik van bouwafval: oude leien en houten latten. Van de leien stapelde hij een muur. Het lijkt of die een huid heeft, met poriën. Ook hier denk ik, die cirkel was niet eens echt nodig.
Goldsworthy maakte verder een ‘stookplaats’ (Hearth). Het hout verzamelde hij op de bouwplaats van de nieuwe museumaanbouw. Vond hij latten of planken met een verkoold stukje -ik weet niet hoe dat kan, maar die trof je er blijkbaar aan -dan plaatste hij die in het midden van zijn sculptuur. Een centrum, voor gedoofd vuur.In 2001 voegde hij een werk toe dat zichzelf wel onmiddellijk als kunst afficheert. Op de afdeling met benen en hoornen werktuigen van de vroegste bewoners maakte hij Stacked Whalebones. Dat is opgebouwd uit het volledig skelet van een griend die in 1997 in Northumberland aanspoelde. Net als in de prehistorie gaat niks verloren.
Op het dakterras van het museum plaatste Goldsworthy vier stenen met een ronde opening erin. Die zijn nu niet te bezichtigen -ook omkoping van de suppoosten werkte niet. Een van hen vertelde ‘het lijken gewoon stenen zoals je ze overal hier ziet, maar als je erin kijkt is het alsof het zwart je naar binnen zuigt’. De stenen komen uit de Salisbury Crags, direct aan de stadsrand. Dat is een van de plekken (dé plek, zeggen ze hier) waar James Hutton (1726-1797) als eerste op moderne en wetenschappelijke geologische theorieën kwam. Het aardoppervlak is niet zo grillig gevormd door de zondvloed (voor die Bijbelse gebeurtenis was het zuiver rond, beweerden sommigen) maar bijvoorbeeld door stolling van magma, verheffing van de zeebodem en erosie. De grootste schok voor Huttons tijdgenoten was zijn opmerking dat deze processen er altijd waren en altijd doorgaan. In een klap waren ze hun ankering in de tijd kwijt.Uiteraard ben ik wel bij de Salisbury Crags gaan kijken. Die waren ook afgesloten, in verband met het gevaar van vallend gesteente. Maar het moest.
De Royal Botanic Garden Edinburgh heeft twee werken van Goldsworthy. Slate Hole Wall lijkt in eerste instantie een leistenen omheining, een referentie aan de gestapelde stenen muren die je zoveel aantreft op de Britse eilanden. Wat sluit deze constructie in of juist buiten? Op sommige plekken waar Goldsworthy een ronde muur maakte, verwees hij naar de Enclosure Acts die tussen 1604 en 1914 zo’n 28.000 vierkante kilometer van open, gemeenschappelijk gebruikt land, veranderden in privébezit (met het recht op omheining). Goldsworthy noemde zijn muren ‘outclosures’, ze zijn, hoe klein ook, niemandslanden voor de natuur. (Net als de ‘sanctuaria’ van herman de vries).Als kunsthistoricus moet je altijd over de muur kijken. Doe je dat bij Slate Hole Wall dan zie je een iglo-achtige stapeling leien met een afdekplaat waar een gat in zit. (Die plaat is helaas nu verschoven). Het is er diepzwart, maar niet ontoegankelijk. Het lijkt een portal, om af te dalen in de schaduwen van de tijd.
Je leest dat niet in de Lonely Planet, maar de botanische tuin heeft het allermooiste uitzicht over de stad. Op de beste plek maakte Goldsworthy Slate Cone, een conische stapeling van lei. De beheerder speelt een beetje vals hier: hij heeft het werk met twee bouten verankerd. Dat wordt duidelijk nu er een paar stenen van de top verdwenen zijn. Vast een veiligheidsdingetje. Het werk gaat een schitterende relatie aan met de omgeving, eerst dichtbij met de bomen die het omlijsten, en dan in de verte met de koepel van Bute House op Charlotte Square.
Slate Cone is in al zijn abstractie gewoon heel mooi. En ik vraag mij af waarom Goldsworthy in de Nederlandse pers een paar keer zo’n zure ontvangst kreeg. Het kan niet anders of dat hangt samen met de angst voor het aangename. Die treedt op wanneer men geleerd heeft dat kunst moet vervreemden en verontrusten. Wanneer ze dat niet doet, wordt ze louter decoratie, zo is de bange redenering. Maar kunst moet niks. Zie!
geef een reactie
Anoesjka
Wij hebben er anderhalf jaar geleden van genoten? Ook de kinderen vonden het, van museum tot de buiten kunst, één fantastische beleving!