Adel in de wei
De wilde bloemenweide is helemaal hip. Vorig jaar liet ik al een foto zien van landgoed Vollenhoven waar de tuinier een stukje van zijn land had laten gaan. Gewoon een paar maanden niks doen, en het toont al heel wat. Wil je het serieuzer aanpakken, dan begin je met te kijken naar wat voor grond je hebt. Rijkere grond is ideaal voor akkeronkruiden (met eventueel zelfs wat granen ertussen) -een omkering dus van het landbouwideaal. Je werkt met eenjarigen en volgt min of meer een zaai-en oogstregime. Het wordt heel bloemig, denk aan klaprozen en korenbloemen en bolderik, maar het echte weidegevoel krijg je er niet mee. Dat lukt beter op armere grond, waar al die plantensoorten zich thuis voelen die weinig voedingsstoffen nodig hebben of die in staat zijn hun stikstof uit de lucht te halen of als (half)parasiet bij de buren af te tappen. Als je hier op de juiste tijden maait, en het maaisel even laat liggen zodat zaden een kans krijgen op de grond te vallen, en dan de boel afvoert, dan krijg je velden vol bloemen. De soortenrijkdom blijft toenemen totdat er een dynamisch evenwicht is bereikt.
‘Wild’ is een rekbaar begrip. Het suggereert dat het over planten gaat die bij onze inheemse flora horen, die hier vandaan komen of op eigen kracht onze streken hebben weten te vinden. Maar mensen sjouwen al millennia met planten, dus de vraag dringt zich op: wanneer is iets inheems? Meestal worden soorten die er al voor 1500 waren, als zodanig beschouwd. In de tuin ben je baas over je eigen natuur dus niets let je om soorten uit de ‘Nieuwe Wereld’ te zaaien. (Californische klaprozen!).
Ik volgde in bovenstaande even de adviezen van de Britse Royal Horticultural Society over wildflower meadows. De natuurbeheerder kijkt toch wat anders dan de tuinier en spreekt niet van bloemenweides, maar bijvoorbeeld van ‘rijke graslanden en akkers’. Die vormen samen een natuurtype, waarbinnen weer verschillende beheertypen te onderscheiden zijn. En op de armere gronden worden ‘vochtige’ en ‘droge schraalgraslanden’ aangemerkt, die weer in tal van typen uiteenvallen. Als je geen expert bent, verdwaal je makkelijk in de terminologie. Maar in het landschap ‘buiten’ is het wel van het grootste belang heel secuur te weten waar je het over hebt. Er zijn plekken waar al 150 jaar gemaaid wordt, andere plekken worden al veel langer begraasd -en elk dier laat zijn eigen sporen achter die het landschap ook vormen. Denk hierbij aan microreliëf en bemesting. Kortom: alles doet ertoe, wat in de bodem zit, inclusief het water en wat daar weer in voorkomt, wat erop groeit, wat er loopt en eet, wie beheert, en ook wat er neervalt uit de lucht, afgezet wordt door beken of rivieren. Dat zijn de eindeloos verschillende constellaties waarbinnen het wonder van de bloemenweides (ik ben geen ecoloog, dus ik gebruik het woord maar gewoon) plaatsvindt.Een van de beroemdste wilde bloemenweides is die van prins Charles op Highgrove. Die begon hij in 1980 en ondertussen vestigen verschillende orchideeën zich er ‘spontaan’. Hij heeft er wel tuinlieden tot zijn beschikking maar hij werkt er ook zelf, hands on. Alles gebeurt zonder herbiciden of insecticiden. Zijn herinneringen aan de jaren zeventig en het vrijelijk gebruik van onkruid- en plaagdierbestrijders in die tijd, kleurden zijn voornemen daar geheel vanaf te zien: “I minded terribly, the more I thought about things, the endless use of chemicals, and in the long term felt that this was unsustainable.” Hij riep de hulp in van douairière R.E.P. Cecil Gascoyne-Cecil, zesde markies van Salisbury, die het grote publiek The Green Goddess noemt en hij Molly. Zij was, met haar kennis van historische tuinaanleg, een van de grote namen achter het project van Charles om van Highgrove een paradijs te maken. De klik ontstond omdat ook zij afzag van verdelgingsmiddelen (“My friends thought I was extremely eccentric.”). Alleen, haar eigen wildflower meadow was geen succes geworden. (“All I got was knapweed”-centaurie, ook mooi maar nog geen bloemenweide). De douairière ging op haar beurt te rade bij een vriendin: Miriam Rothschild (1908-2005). Haar grootvader was de eerste Joodse Lord, van moeders zijde stamt ze af van de eerste Joodse adellijke familie van Europa, de Von Wertheimsteins. Door het enorme kapitaal dat de familie bezit, kon er geliefhebberd worden in de natuurhistorie (haar oom had zijn eigen zoölogisch museum) of toegewijd wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd worden. Haar vader bracht bijvoorbeeld vijfhonderd nieuwe vlooiensoorten op naam. Miriams academische verdienste ligt ook op het gebied van parasieten -zij deed research naar hoe de vlooiensprong precies werkt. Een andere grote passie (ze had er vele: “I must say, I find everything interesting.”) was de botanie. Miriam Rothschild is een van de echte pioniers van de wilde bloemenweide. Haar liefde ontstak toen ze na de Tweede Wereldoorlog zag hoe het Engelse landschap zijn plantenrijkdom verloor, totdat er nog maar vijf procent over was van de wildlife meadows. Niet alleen de flora was verdwenen, maar ook de dieren die er thuis waren. Bij haar huis, Ashton Wold, schiep ze een halfwilde tuin, verder schreef ze samen met Clive Farrell een boek over vlinders in de tuin en ze ontwikkelde Farmer’s Nightmare, een zadenmengsel dat je nog steeds kunt bestellen en waarmee je je eigen bloemenweide kunt beginnen.
Eigenlijk verdient elk natuurtype, elke plant en elke tuinier een eigen post op dit blog, aangevuld met Nederlandse voorbeelden. Wie weet. Voor nu: ik zie buiten de altijd groene ‘schootjes’ van de dagkoekoeksbloemen. Straks bloeien ze, met boterbloemen ertussen!
Met dank aan Piet Schipper en Meta Rijks.
Hier een indrukwekkend, inspirerend en ontroerend interview met Miriam Rothschild (in drie delen, je kunt zo doorklikken). Het gaat niet over bloemen, maar toch. Mis het verhaal van de worm niet! Hoe ze de opmerking over Darwin bedoelt, ik heb geen idee.
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=K2VaTmrsFLg]
geef een reactie
Marloes
Meeeeeer Miriam Rothschild!!!!!
Fantastisch!!
Ik wil ook zo’n muts. Zou ze die bij Liberty gekocht hebben???
Carine
Hi Marcel. Ik ben zo blij dat je je kennis en research met me deelt. Zoveel daarvan wil ik graag weten, super, dank je wel X Carine
PS. vandaag of morgen staat mijn nieuwe watermerkboekje op mijn site. Het wordt langzamerhand een spannend avontuur of watermerk er inderdaad komt. Het begint erop te lijken. Ik kan me zo voorstellen dat ook jouw bloglezers dat avontuur op een gegeven moment wel willen gaan volgen.
Meta
Ze heeft het over een ‘Darwinian solution’, oftewel dat de worm en zijn levenscyclus zo complex zijn dat het moeilijk is te geloven dat dat via evolutie / natuurlijke selectie ontstaan zou zijn.
marcelvanool
Meestal lees je dat ze atheïst was (geworden – ik veronderstel dat ze Joods of Christelijk opgevoed is). Wel bekend is haar antwoord op de, naar ik aanneem grappig bedoelde vraag, wanneer ze creationist is geworden: “toen ik ontdekte dat een vlo een penis had.”
Rijks, Meta
Mooi stuk. Nog wel een klein spelvoutje gevonden (vloeiensoorten ipv vlooien)
Groet, Meta