Bonen en bloesems
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=DHrE94iAxZQ&w=560&h=315]Enkele weken terug zag ik de film An. De titel is geen vrouwennaam maar slaat op de zoete pasta van rode bonen waarmee in Japan een soort koeken gevuld worden. Sentaro heeft een paviljoentje (iets als een poffertjestentje) waar hij de lekkernijen maakt en verkoopt. Het gaat allemaal maar matigjes. Totdat op een lentedag -wolken witte kersenbloesem hangen in de bomen -de oude Tokue verschijnt. Zij maakt van de koeken een succes. En dat komt omdat ze de bonen begrijpt. Ze praat tegen ze (‘goed je best doen nu’). Pannen en keukengerei kunnen oud en beschadigd zijn, maar krijgen een respect alsof ze partners in de bereiding van an zijn. Als Tokue werkt, dan bestaat er niets anders. Ze gaat volledig op in het maken van de pasta.
Critici vonden de film, van Naomi Kawase, wat veel van het goede. The Irish Times schreef: hard to love, impossible to dislike. En dat vat het voor mij ook samen. Maar de film laat heel goed zien hoe de oude Tokue heel anders in het leven staat dan de verbitterde Sentaro. Als Tokue naar de bloesem kijkt, of later naar de herfstblaadjes, wanneer ze de bonen roert (je kunt de an zien als metafoor voor de hele natuur) dan spreekt daar een gevoeligheid uit die typisch is voor het oude Japan.
In de Japanse esthetiek kent men het begrip mono-no-aware. Het heeft er niets mee te maken, toch vind ik het leuk dat je er het Engelse aware (‘bewust’) in kunt lezen. Maar het Japanse aware is een soort tussenwerpsel dat iets als ‘ach!’ betekent. De hele term vertaalde oudconservator Aziatica van het Rijksmuseum, K.W. Lim, ooit met ‘een soort gevoel van bitter-zoete melancholie, gecombineerd met een gevoel van vreugde, verrukking en ontzag bij het aanschouwen van het leven in de natuur’. De conservator noemt meer termen die verduidelijken hoe de dingen gezien kunnen worden. Er is shibui (letterlijk ‘wrang’) dat een geestelijke houding aanduidt, waarvoor het ware niet in de uiterlijke schijn der dingen ligt, maar in hun innerlijke wezen. En er is yûgen, dat aanduidt dat het als het ware gesluierde voorwerp een gevoel doet opwellen van een rijke mysterieuze schoonheid.
In het Westen zijn de woorden wabi en sabi wel doorgedrongen. (Dankzij onder meer het werk van interieurgoeroe Axel Vervoordt). Bij wabi gaat het om ‘liefde en begrip voor het onvolmaakte’. Sabi, dat ‘roest’ of ‘patina’ betekent, wordt gebruikt wanneer iets een stemming oproept van verlatenheid of melancholie. Lim noemt het voorbeeld van een bemoste steenrots.
Waar de hele Japanse esthetiek het beste tot uitdrukking komt, is in de theeceremonie. Alles doet mee, niet alleen het theegerei maar ook de boom die bij het theepaviljoen staat en ook de blaadjes die op het mos gevallen zijn. Nederland kende in de persoon van Herman Karel Westendorp (1868-1940) een belangrijke verzamelaar van Japanse voorwerpen. Zijn grote liefde was de ceramiek en zijn beste stukken liet hij na aan het Rijks. Daar bevindt zich nu een theekom uit de zeventiende eeuw waarover Westendorp schreef: “De glazuur is een gedicht…’herfst in het woud’ …In zijn klein bestek geeft dit ronde wonder daarvan alle tinten. De ahorn, die gloeiend rood verkleurt in dat jaargetijde, domineert; daaraan paart zich het groen der sparren; het donkere mos ontbreekt niet en aan den onderrand verbeeldt de gele rand de afgevallen vergeelde bladeren der loofbomen.”
Misschien. Bij Cees Nooteboom, die veel in Japan verbleef, vinden we in de roman Rituelen een beschrijving van een theekom die, zo vermoed ik, sterker uitdrukt wat nou de magie is van zo’n schijnbaar simpel voorwerp: “Een zwarte kom, maar dan had je nog niets gezegd….Het was dan wel een kom, en die was dus natuurlijk rond, maar je kon zeker niet zeggen dat hij volmaakt rond was. Hij was ook niet overal even hoog, de wanden, nee, zo kon je dat niet zeggen – de binnen- en buitenkant glansden maar hadden toch iets ruigs…Hij stond daar, en bestond…hoe moest je het anders zeggen? Dat hij leefde?…Het beste kon je misschien nog zeggen dat die pot, kom, of hoe je het eenzame voorwerp dan ook noemde, eruit zag alsof hij ontstaan was, spontaan, niet door mensen gemaakt.”
Kan het eenvoudiger: de dingen zijn niet dood. Ook niet die steen, gewoon in het bos opgeraapt, die ik naast een pot legde.
Voor deze post is gebruik gemaakt van:
-K.W. Lim, Inleiding tot de Japanse ceramiek, in : Legaat Westendorp, Museum van Aziatische Kunst/Rijksmuseum Amsterdam 1968
-Menno Fitski, H.K. Westendorp en zijn verzameling Aziatische kunst, in: Aziatische Kunst, Uitgave van de Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst, 31ste jaargang, nr 2, juni 2001
-Cees Nooteboom, Rituelen. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam 1980
geef een reactie