"Eet mijn zaden, drie maal tien, dan kun je voorbijzien"
Een bericht uit de jaren tachtig: tijdens een expeditie naar een eiland in de Stille Zuidzee zijn drie etnobotanici verdwenen. Doel van hun zoektocht was het bemachtigen van de peulen (botanisch gezien eigenlijk bessen) van een orchidee die alleen daar groeit. De plant en zijn vrucht lijken sterk op de bekende klimorchidee uit het geslacht Vanilla. Van een eerder contact dat er tussen de bewoners en westerlingen geweest is, weten we dat men op het eiland gelooft dat het consumeren van de zaden leidt tot verlichting en vervolgens de dood. Met verlichting is hier nirwana bedoeld: een einde aan menselijk lijden als het gevolg van het stoppen van begeerten en aversies. Dat is in spiritueel opzicht een ‘sterven aan jezelf’, een ego-dood. Maar na het eten van de zaden val je dus ook letterlijk levenloos neer.
Nou zeg ’t maar: is dit een geloofwaardig uitgangspunt voor een roman? In The Seed Collectors maakt de Britse auteur Scarlett Thomas het nog veel bonter. Maar omdat ze feit en fictie zo goed mengt, en zoveel alledaagsheid in haar verhaal stopt, ga je toch telkens een stapje verder met haar mee. Thomas laat ons kennismaken met het geslacht Gardener. Al generaties lang krijgen familieleden er een plantennaam. Mater familias Oleander is net overleden. Zij bestierde een chic maar heel alternatief kuuroord. Haar erfenis bestaat onder meer uit peulen van de geheimzinnige orchidee. Kleindochter Clem (van Clematis) die documentaires maakt, besluit een plant uit zaad op te kweken en dat te filmen. Kleinzoon Charles (geen plantennaam maar genoemd naar zijn overgrootvader die botanicus was) werkt in Kew Gardens en laat zijn exemplaar onderzoeken. (“Het is of vanille of het bestaat niet.”). Kleinkind Fleur is nieuwsgierig geworden. Op een verafgelegen Hebrideneiland zoekt ze Ina op, een oude vriendin van haar oma. Daar hoort ze het hele verhaal.
Ina werkte als antropoloog in Nieuw Zeeland waar het gerucht de ronde deed dat een Amerikaanse vliegenier gecrasht was op een eiland waar sjamanen de krachten van allerlei planten kenden. Een daarvan was de orchidee die verlichting teweegbrengt. Ina chartert een helicopter en gaat op zoek naar het eiland dat ze uiteindelijk vindt. Een sjamaan geeft haar een voorproefje van verlichting. Dat kan, zonder te sterven, als je een vloeistof drinkt waarin men de zaden van de orchidee heeft laten trekken. Voorwaarde: de vloeistof moet de tranen van iemand die verlicht is bevatten. (Wat impliceert dat iemand op het eiland verlicht was geworden zonder consumptie van zaden.). Na een verblijf van tien jaar gaat Ina terug. Zonder orchideevruchten. Maar met een boek dat (dit is het stuk waar het nog veel bonter wordt) door een sjamaan betoverd is zodat je er bij lezing ook verlicht van wordt. Als Ina in Engeland haar verhaal doet bij Oleander en haar familie ontstaat daar het idee om zaden van het eiland te halen, ‘iemand’ het boek te laten lezen waar je verlicht van wordt en met zijn traanvocht een fantastische drug te produceren die je in het kuuroord kunt krijgen. De expeditie eindigt in een drama, maar het was wel gelukt zaden van het eiland te krijgen…
Ondertussen: bent u daar nog? Vertelt Thomas ons een soort neo-hippie sprookje? Eist ze te veel van onze verbeelding? Om zich voor te bereiden op haar boek bezocht ze de etnobotanici van de University of Kent (waar ze zelf aan de School of English verbonden is). Wat ze daar leerde weet ik niet, maar het is wel duidelijk dat het in de cultuurgeschiedenis wemelt van de planten waar ‘bovennatuurlijke’ eigenschappen aan worden toegedicht. Zo schreef filosoof Ton Lemaire ooit een heel goed boek over de vliegenzwam. Die werd (wordt?) bij allerlei volkeren in Siberië zowel ritueel als recreatief genuttigd. Het effect van de inname kan euforie zijn, men heeft de prettigste gevoelens en beelden. Nu groeit de vliegenzwam graag in de buurt van de berk, een heilige boom in Siberië. Hij wordt gezien als de wereldboom, die onderwereld en hemel verbindt. En op de berk groeit vaak nog een zwam met een bijzondere betekenis, de tondelzwam. In gedroogde vorm is zijn binnenste bijzonder ontvlambaar en hij wordt dan ook al duizenden jaren gebruikt bij het vuurmaken. Lemaire citeert etnomycoloog Robert Gordon Wasson: “De twee gaven van de wereldboom bestaan erin dat de vliegenzwam het ‘vuur’ of de verlichting voor de ziel biedt, terwijl de tondelzwam die voor het lichaam geeft.”
Dat is een schitterend verhaal, en ook nog een dat een doorkijk biedt op een manier van zijn in de wereld, het sjamanisme, dat me heel na aan het hart ligt. Maar verlichting realiseren, dat wil zeggen het loslaten van wie je denkt dat je bent, daar krijg je hooguit een glimp van met al die plantaardige middelen. There are no shortcuts to enlightenment.
Scarlett Thomas, The Seed Collectors. Canongate, Edinburgh 2015
Ton Lemaire, Godenspijs of duivelsbrood. Op het spoor van de vliegenzwam. Ambo, Baarn 1995
De titel van deze post is een ‘citaat’ van een doornappel in het verhaal Ruigoord van Hans Plomp. (uit: In de buik van Moeder Natuur. De Harmonie, Amsterdam 1976).
geef een reactie
wibokosters
Leuk blog! Ga je ook een keer Carlos Castaneda en de peyote behandelen? (In natural born killers zit trouwens een peyote-scene als ik het goed heb:-)